Dit wetsvoorstel heeft tot doel de postmarkt volledig te liberaliseren waarbij een bepaald basispakket aan postdiensten beschikbaar en toegankelijk moet blijven voor de consument tegen uniforme en betaalbare tarieven.
Met dit voorstel ontstaan meer keuzemogelijkheden, lagere prijzen en betere kwaliteit van postdiensten voor de gebruiker. Het effect van de volledige liberalisering wordt met name op de zakelijke markt verwacht. In de Europese landen vindt de volledige liberalisering van de postmarkt in een verschillende snelheden plaats. Met dit voorstel wordt de Nederlandse postmarkt eerder vrijgegeven dan de Europese postrichtlijn beoogt. De wet is aangenomen; GroenLinks heeft tegengestemd.

"Wij spreken vandaag over het laatste stukje liberalisering van de postmarkt. Op zichzelf is dit een logische stap, in het licht van een aantal dingen die eerder gedaan zijn, waaronder de verzelfstandiging van het postbedrijf. Het is ook een bijzondere omstandigheid dat het wetsvoorstel voortvloeit uit Europese regelgeving en dat onze collega’s later vandaag het Europadebat zullen voeren", zo begon Jan Laurier zijn bijdrage aan het debat over dit wetsvoorstel.

Er zijn een aantal omstandigheden waaronder de besluitvorming vandaag plaatsvindt. In de eerste plaats zien wij de trend van de vermindering van het aantal poststukken als gevolg van het elektronisch verkeer. Het was op zichzelf merkwaardig om te merken dat de actie ″Redt de postbode″ vooral per e-mail werd gevoerd, zoals wij allemaal hebben kunnen merken. In de tweede plaats is het een uitermate bijzondere omstandigheid dat wij op dit ogenblik in een felle economische crisis zitten. Dat baart mensen financiële zorgen, maar zal ongetwijfeld ook consequenties hebben voor het postverkeer en het rendement voor bedrijven die op deze markt actief zijn. Afgelopen zondag zei de heer Bakker van TNT in Buitenhof dat het een uitermate ongelukkige samenloop van omstandigheden is dat op dit moment, bij zulk moeilijk economisch tij, de laatste liberalisering plaatsvindt. De vraag aan de staatssecretaris is dan ook of hij in het licht van deze bijzondere omstandigheden liberalisatie van de postmarkt op dit moment wel verantwoord acht. Graag hoor ik op dit punt de reactie van de staatssecretaris.
Een van de belangrijke voorwaarden voor de staatssecretaris om daadwerkelijk tot liberalisatie over te gaan – collega’s van mij spraken hier al eerder over – is het internationaal gelijke speelveld. Wat is er op dit terrein in de afgelopen maanden gewijzigd? Wij zien dat de discussie over het minimumloon in Duitsland nog steeds loopt; de btw-kwestie is daar niet geregeld.
Overigens moet mij wel van het hart dat de opmerking dat het wettelijk minimumloon als een bijzondere bescherming van de markt en daarmee als concurrentievervalsing opgevat kan worden, toch wel wat merkwaardig is. Misschien kan de staatssecretaris dit toelichten. In ieder geval kunnen wij constateren dat er in Duitsland nog weinig veranderd is, terwijl in het Verenigd Koninkrijk nog steeds de btw-vrijstelling voor Royal Mail bestaat. Wij zien op dit punt wel ontwikkelingen.
Er wordt gesproken over eventuele deelname van TNT in Royal Mail, maar voor zover wij dit hebben kunnen volgen, levert dat nog niet veel enthousiasme in het Verenigd Koninkrijk op. De reacties zijn heftig. Gelet op de reacties in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, kunnen wij ons afvragen of Europa inderdaad wel toe is aan de liberalisatie van de postmarkt. Graag ontvang ik op dit punt een reactie van de staatssecretaris. De vraag dringt zich op – de heer Elzinga sprak er ook al over – of Nederland op dit punt niet het braafste meisje van de klas wil zijn.
Een tweede belangrijk punt bij het overgaan tot liberalisatie van de postmarkt betreft de arbeidsvoorwaarden voor de mensen die in de postbestelling werken. Er ligt nu een cao bij TNT, die echter nog goedgekeurd zal moeten worden door de leden, zoals de heer Van den Berg al opmerkte. Ik denk dat dit nog wel een pittige discussie zal worden, als je ziet wat er feitelijk in die cao wordt afgesproken.
Het tweede nieuwe feit – dat is eigenlijk het basisargument waarop de staatssecretaris zich baseert om nu tot liberalisatie over te gaan – is dat er perspectief is dat de arbeidsvoorwaarden bij de nieuwe toetreders op de Nederlandse postmarkt fatsoenlijk worden geregeld. Hier en daar werd gesproken over getreuzel door de Kamer en getreuzel door het kabinet, maar wij moeten ook constateren dat het heel lang heeft geduurd voordat de afspraken op dit terrein er lagen. Wij kunnen er niet omheen, collega’s voor mij hebben er ook al over gesproken, dat het bij deze liberalisatie vooral lijkt te gaan om een concurrentie op arbeidsvoorwaarden.
Een belangrijk argument voor de staatssecretaris is de brief van 19 februari jongstleden, geschreven door een aantal gezamenlijke bonden. Het eerste dat opvalt, is dat in die brief stevige kritiek wordt geleverd op het kabinet. De schrijvers merken op dat aan het proces van liberalisering door de vorige kabinetten geen sociale randvoorwaarden zijn gesteld op het vlak van werkgelegenheid en de arbeidsvoorwaarden. De arbeidsvoorwaarden van postbezorgers zijn hierdoor volledig door de bodem gezakt. Dat zijn stevige uitspraken van de gezamenlijke bonden.
Wij zien dat de bonden met een enorm dilemma hebben moeten worstelen. Aan de ene kant worden zij geconfronteerd met collega’s die werken onder normale arbeidsvoorwaarden, op basis van OVO’s, en bieden de gemaakte afspraken zicht op herstel, maar aan de andere kant zijn er de voorwaarde van de liberalisatie en de tijd die de nieuwkomers zeggen nodig te hebben. Er is afgesproken dat zal worden gewerkt op basis van een ingroeimodel, maar dat ingroeimodel kennen wij nog niet. Het ingroeimodel biedt het perspectief dat na 3,5 jaar 80% van de postbestellers onder de arbeidsvoorwaarden zal werken. Mijn fractie wil graag weten hoe het ingroeimodel er precies uit zal zien. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de termijn van 3,5 jaar? En vindt hij het niet merkwaardig dat toetreders tot een markt als deze een dergelijk lange periode de gelegenheid krijgen om te voldoen aan de normale arbeidsvoorwaarden? Ik zal niet verhullen dat mijn fractie uitermate kritisch is op dit punt.
Het laatste punt dat ik aansnijd betreft de universele dienstverlening. Door de universele dienstverlening te regelen in deze wet, geeft het kabinet aan welk bijzonder karakter de postmarkt heeft. Het gaat hier om een heel belangrijke nutsfunctie en die willen wij gegarandeerd zien. Op dit punt is sprake van een enigszins verwrongen constructie, want er zijn ook allerlei regelingen op het gebied van prijsstelling. In beginsel zullen de tarieven niet verder stijgen dan met de inflatie. De vraag die zich opdringt, is of met dit stelsel nu werkelijk aan de condities is voldaan om de universele dienstverlening ook te garanderen. Per slot van rekening wordt de universele dienstverlening bij een particulier bedrijf neergelegd. Dat bedrijf zal dus altijd de vrijheid hebben om die dienstverlening wel of niet uit te voeren en daar ook zijn eigen rekensommen op los te laten, om te kunnen nagaan of de dienstverlening nog verantwoord is. Onze vraag aan de staatssecretaris is of hij kan garanderen dat op de wijze zoals een en ander nu geregeld is, ook de universele dienstverlening gegarandeerd is.