Dinsdag heeft Femke Halsema afscheid genomen van de Tweede Kamer. Lees hier haar afscheidsbrief: "Vanaf de eerste keer dat ik struikelend over het groene tapijt naar het spreekgestoelte liep tot aan de laatste routineus geplaatste interruptie, heb ik me bevoorrecht geweten. Aan volksvertegenwoordiger zijn is niets gewoon of vanzelfsprekend."

 

Amsterdam, 10 januari 2011

Geachte voorzitter, beste Gerdi,

Beste collega’s,

Vanaf de eerste keer dat ik struikelend over het groene tapijt naar het spreekgestoelte liep tot aan de laatste routineus geplaatste interruptie, heb ik me bevoorrecht geweten. Aan volksvertegenwoordiger zijn is niets gewoon of vanzelfsprekend.

Je merkt het ook dagelijks: aan de egards waarmee de bodes je behandelen, het nauwkeurig geschreven verslag van je goede en slechte inbreng, je ’s ochtends vroeg schoongemaakte kamer, de aankondiging van de kok dat de Indische schepschotel klaar staat en het milde commentaar waarmee de beveiliging je vergeeft dat je toegangspas weer eens thuis in een andere tas is blijven steken.

Als volksvertegenwoordiger word je door de zorg van anderen omringd. Vooral van al het kamerpersoneel dat dikwijls onzichtbaar, maar professioneel en onvergetelijk aardig zijn werk doet. Nu ik vertrek na twaalf en een half jaar, wil ik allereerst èn vooral tegen hun zeggen: dank jullie wel!

Sinds ik 3 weken geleden mijn vertrek aankondigde heb ik natuurlijk veel nagedacht over de plek die ik verlaat en van mij zal er geen somberte komen. Sinds 1998, toen ik aantrad, zijn onze samenleving en ons parlement veranderd. De schok van de aanslag op de Twin Towers, van twee politieke moorden en van een internationale financiële en economische crisis klinken ook door in het parlement, en hebben onze politieke verhoudingen en omgangsvormen onherroepelijk veranderd. Onze samenleving is meer gepolariseerd geraakt en ons parlement is van een vriendelijk forum meer en meer een strijdlustige arena geworden. De taal die we hanteren is soms schril maar ook recht toe, recht aan; de tegenstellingen zijn even hard als ze helder zijn. Mij is dat lief.

Ik kan me namelijk heel goed de schok herinneren toen ik als kersverse justitiewoordvoerder de betekenis leerde van de afkorting AMA MOB: een alleenstaande, minderjarige asielzoeker is met onbekende bestemming vertrokken. Het is een willekeurig voorbeeld van bureaucratisch en beleidsjargon, bedoeld om een groot menselijk drama te verhullen en van pijn te ontdoen.

Het parlement bewijst zichzelf een heel slechte dienst als zij opereert als een hermetisch gesloten systeem met eigen codes en taal, onbegrijpelijk voor buitenstaanders, voor het volk dat zij vertegenwoordigt. De afgelopen jaren is de Tweede Kamer onmiskenbaar toegankelijker geworden en dat is goed: veel liever hevige emoties, straatrumoer en ruwere zeden dan de handjeklap en zelfgenoegzaamheid van de besloten sociëteit. Je bevoorrecht weten is iets heel anders dan je bevoorrecht gedragen.

Nu de tegenstellingen in onze samenleving groter worden, is wel de vraag hoe deze door volksvertegenwoordigers in goede banen worden geleid. Ons parlement is van oudsher de plaats waar niet alleen de meerderheid, maar ook politieke, etnische en religieuze minderheden zich gehoord en vertegenwoordigd behoren te weten. Er dient ruimte te zijn voor de geaccepteerde opvattingen, maar ook en juist voor de niet-geaccepteerde en zelfs onacceptabele opvattingen. Nu het politieke debat niet meer alleen plaatsvindt in het parlement, maar ook – en soms gelijktijdig - op televisie en op internet, lijkt het mij tijd om na te denken over de regels van parlementaire onschendbaarheid. Volksvertegenwoordigers dienen zich beschermd en vrij te weten, ook als zij meningen verkondigen die sommigen tegen de borst stuiten of zelfs ronduit kwetsen. Die bescherming zou niet alleen moeten gelden als zij achter het spreekgestoelte of bij de interruptiemicrofoon staan, maar overal waar zij uit hoofde van hun functie het woord voeren.

Voor mij gold en geldt dat het democratische debat aan betekenis wint naarmate het scherper en helderder wordt gevoerd. Tegelijkertijd heb ik altijd geprobeerd de deugd van wellevendheid te beoefenen. Juist het besef in een bevoorrechte positie te verkeren, geeft je als parlementariër de opdracht om je in te leven in de problemen en zorgen van alle mensen die je vertegenwoordigt en om zacht over hen te oordelen. Ook over de mensen die nooit op je zouden stemmen en niet onder stoelen of banken steken dat zij een hekel hebben aan je opvattingen.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen - deugdzaamheid blijft een ideaal - dat ik daar soms in ben geslaagd … en soms ook niet.

Daarbij laat ik het. Het was mij een grote eer om parlementariër te mogen zijn. Ik dank jullie – medestanders en tegenstanders - voor de samenwerking en wens jullie scherpte en wellevendheid toe.

Femke