Sneller een verblijfsvergunning voor slachtoffers van huiselijk geweld; een tijdelijk verbod op nieuwe gezinshereniging voor daders; daders moeten zelf het huis verlaten; voor hen moet er een 'blijf van haar huis komen'. Dat is nodig om het geweld tegen vrouwen tegen te gaan.

Vandaag, 25 november, is door de Verenigde Naties uitgeroepen tot  internationale dag inzake de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Vandaag begint ook het debat over de begroting van VWS, het ministerie dat over de preventie en opvang van geweld tegen vrouwen gaat. Een goede gelegenheid om te kijken hoe Nederland internationaal gezien scoort in het bestrijden van geweld tegen vrouwen.

Op het justitiële vlak pakt de regering de problemen redelijk voortvarend aan. Zo is onlangs besloten om slachtoffers van huiselijk geweld met een afhankelijke verblijfsvergunning, onder voorwaarden een zelfstandige verblijfsvergunning te geven. Dit is goed voor deze vrouwen en vergemakkelijkt ook de aanpak van hun partners. Ook wordt uithuisplaatsing van daders serieus overwogen, naar voorbeeld van Duitsland en Oostenrijk. Het kabinet verdient hiervoor complimenten.

Zo voortvarend de aanpak is door politie en justitie, zo mager is het op het terrein van preventie en hulpverlening. Anders dan we graag denken, loopt Nederland achter. Er is nauwelijks onderzoek naar bijvoorbeeld de oorzaken van huiselijk geweld, we weten bijna niets over de omvang van bijvoorbeeld eerwraak, genitale verminking of misbruik door loverboys. Er zijn nauwelijks programma’s om meiden bijvoorbeeld via lesprogramma’s op school weerbaarder te maken, jongens voor te lichten. Nederland heeft in tegenstelling tot de meeste andere EU- landen zelfs geen nationale campagne tegen geweld tegen vrouwen gehad. Voorts is de hulpverlening aan vrouwen die te maken krijgen met geweld zeer beperkt. Per jaar worden in Nederland naar schatting 200.000 vrouwen thuis mishandeld – van wie circa 50.000 ernstig-. Een nog onbekend aantal vrouwen en meisjes is slachtoffer van ‘loverboys’, genitale verminking, eerwraak, en vrouwenhandel.  Voor al deze slachtoffers zijn er slechts 2474 opvangplaatsen.  Veel vrouwen vinden pas na eindeloos bellen een plek in de opvang, velen worden domweg niet toegelaten. Voor de meeste slachtoffers kan de hulpverlening niets betekenen.

De opvanghuizen moeten het met een klein budget stellen. Ze kunnen daardoor slechts een klein percentage van de vrouwen helpen. Ze moeten ook vrouwen afwijzen die veel persoonlijke begeleiding nodig hebben. Bijvoorbeeld vrouwen die slecht Nederlands spreken, te grote psychische of lichamelijk problemen hebben, verslaafd zijn of te grote kinderen bij zich hebben. Bovendien zijn er veel vrouwen die wel mishandeld worden en hulp nodig hebben, maar de drastische stap naar de opvang niet willen maken. De huidige opvang is ook per definitie in een ander deel van het land. Laagdrempeliger vormen van hulp kunnen de opvanghuizen niet bieden. Bovendien ontbreekt het aan alternatieven, zoals een landelijk netwerk van inloophuizen of een landelijke telefonische hulpdienst. Ook voor de daders is er weinig begeleiding om hun gedrag te veranderen; een paar proefprojecten daargelaten. Terwijl de echte oplossing voor geweld tegen vrouwen schuilt in de gedragsverandering van de (mannelijke) daders.

In vergelijking met andere EU-landen loopt Nederland fors achter. In de keten van preventie tot nazorg hebben andere landen veel ontwikkeld dat wij kunnen overnemen. Zo hebben bijna alle EU-landen succesvolle nationale campagnes tegen huiselijk geweld gevoerd. Ons kabinet heeft echter nog niet eens plannen voor een campagne.

Ook als het gaat om laagdrempelige hulpverlening kunnen we nog een boel leren van het buitenland. Maar liefst dertien EU-landen hebben een 24 uurs telefonische hulpdienst voor huiselijk geweld. Vrouwen die niet het huis uit willen of kunnen maar wel serieus mishandeld en bedreigd worden, kunnen veel steun hebben aan een elektronisch signaleringssysteem. Daarbij waarschuwt een enkele druk op de knop de politie. In Nederland doen we hier een voorzichtige proef mee  (het zogenaamde AWARE-systeem), maar in Noorwegen en Denemarken is dit allang standaardbeleid. Iedere vrouw die wordt bedreigd, kan daarover beschikken. In Spanje kan een slachtoffer aangifte doen per e-mail. In Zweden heeft men een speciaal trainingsprogramma om slachtoffers van mishandeling in bijvoorbeeld kraamafdelingen van ziekenhuizen te leren identificeren.

Ook in de hulpverlening blijft Nederland achter. Minister Donner is ontluisterend eerlijk in zijn argumentatie voor het ontbreken van een publiekscampagne tegen huiselijk geweld: er is onvoldoende hulpverlening beschikbaar om aan de enorme hulpvraag die zo’n campagne genereert te voldoen. Dit gebrek aan opvangplaatsen tekent onze achterhoedepositie. Dat geldt zeker voor bijzondere doelgroepen, zoals allochtone en jonge vrouwen. In Luxemburg en Zweden bestaat er bijvoorbeeld speciale opvang voor tieners en jonge vrouwen.

De hulpverlening aan daders is een cruciaal onderdeel van de strijd tegen huiselijk geweld. Daders hebben naast straf ook begeleiding nodig om hun gedrag te veranderen. In driekwart van de EU-landen is die hulpverlening voor daders er wel. Dat blijkt zeer effectief te zijn. In Noorwegen bestaat er een landelijk, vrijwillig hulpprogramma om gewelddadig vrouwvijandig gedrag af te leren. Dat programma is bij 80% van de deelnemers succesvol. In Nederland is er een goede maar aarzelende start gemaakt met één project, ‘De Aanpak’, dat nu in een paar plaatsen wordt uitgeprobeerd. In de meeste landen is men al veel verder. Er bestaan vooral positieve ervaringen met niet-vrijwillige hulpverlening. Hulpverlening als onderdeel van de straf, straf wanneer mensen niet meewerken aan hulpverlening, straf als voorwaarde voor vervroegde invrijheidsstelling.

Volgend jaar wordt Nederland voorzitter van de EU. Dat is een goede deadline om de achterhoedepositie in de strijd tegen geweld tegen vrouwen te hebben ingelopen. Dat vraagt om:

  • een landelijke campagne tegen huiselijk geweld;
  • uitbreiding van de opvang voor vrouwen, ook voor speciale groepen;
  • een zelfstandig verblijfsrecht voor slachtoffers van vrouwenhandel
  • introductie van laagdrempelige vormen van hulpverlening, zoals inloophuizen, een alarmsysteem en Algemene Meld- en Advierspunten Huiselijk Geweld;
  • training van hulpverleners;
  • uitbreiding van de opvang en hulp voor mishandelende mannen, introductie van vormen van verplichte hulpverlening en de introductie van ‘Blijf van Haar Lijf Huizen’.