Femke Halsema en Bart Snels bepleiten een flexibeler arbeidsmarkt die buitenstaanders nieuwe kansen biedt.

Ethica Simone van der Burg is uiterst kritisch over pleidooien voor een flexibilisering van de arbeidsmarkt (Podium, 9 november). Het gemakkelijker maken om werknemers te ontslaan heeft volgens haar nadelige gevolgen voor de sociale samenhang. Met kortdurende contracten op een flexibele arbeidsmarkt leven mensen vooral voor zichzelf. Dat leidt tot moreel verval en een fragmentatie van de samenleving. Van der Burg schetst een idyllisch beeld van werknemers met langdurige arbeidscontracten die in een organisatie met elkaar een hechte sociale en morele gemeenschap vormen. Dit beeld zet zij tegenover de inderdaad wat armzalige economische argumentatie dat flexibilisering in Europa nu eenmaal nodig is om de concurrentiepositie ten opzichte van China, India en de Verenigde Staten te verbeteren. Die argumentatie herkennen we bij rechtse politici als Jan Peter Balkenende en minister van Economisch Zaken Laurens Jan Brinkhorst. Een duur en rigide ontslagrecht gaat ten koste van de flexibiliteit van ondernemingen om zich aan te passen aan gewijzigde concurrentieverhoudingen en technologische ontwikkelingen. Het is inmiddels een bekende riedel.
Toch is er een veel belangrijker links argument voor versoepeling van het ontslagrecht. Een argument dat Van der Burg zou moeten aanspreken, omdat het rechtstreeks verband houdt met haar zorgen over de sociale samenhang in de samenleving. Sinds de invoering van de flexwet door de vroegere minister van Sociale Zaken Ad Melkert is in Nederland op de arbeidsmarkt een tweedeling ontstaan tussen flexwerkers en mensen met een vaste baan die beschermd worden door het ontslagrecht. Jongeren, vrouwen en (allochtone) laagopgeleiden hebben een kleinere kans op een vaste baan, omdat werkgevers door het rigide ontslagrecht beducht zijn om hen een vast contract aan te bieden. De flexwerkers hebben de afgelopen jaren de klappen van de economische recessie opgevangen en hebben in grote getale hun tijdelijke baantjes verloren. De werkloosheid onder Marokkaanse jongeren is opgelopen tot 24 procent. Juist het rigide ontslagrecht, zo laat economisch onderzoek zien, draagt bij aan een langere duur van werkloosheid. Als flexwerkers wel tijdelijk werk hebben, wordt niet in hen geïnvesteerd. Zij krijgen minder mogelijkheden om via training en scholing hun arbeidsmarktkansen te verbeteren. Een rigide ontslagrecht beschermt zo de insiders ten koste van de outsiders. Aan deze tweedeling op de arbeidsmarkt als gevaar voor de sociale samenhang in de samenleving gaat Van der Burg ten onrechte voorbij.
Voor ons is het Scandinavische model een bron van inspiratie. Denemarken combineert een flexibele arbeidsmarkt met een goede werkloosheidsverzekering en een effectief arbeidsmarktbeleid. Werkgevers kunnen werknemers gemakkelijk ontslaan, maar die hebben dan recht op een hoge, maar kortdurende uitkering en worden zo snel mogelijk weer aan het werk geholpen. Baanzekerheid is ingeruild voor werkzekerheid. Denemarken laat zien dat een sociaal model tegelijkertijd meer economische dynamiek, meer werk en minder armoede kan opleveren. Dat model pakt socialer uit dan de starre arbeidsmarkten in landen als Frankrijk en Duitsland waar heel veel mensen aan de kant staan. De afgelopen week hebben we in Frankrijk kunnen zien waar een gebrek aan kansen voor outsiders toe kan leiden.
Er is nog een andere kant aan de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Werken in onze moderne economie vraagt veel van mensen. Dat is alleen vol te houden wanneer we ook zorgen voor een ontspannen samenleving waarin, werken, leren en zorgen voor iedereen is te combineren. Daarvoor zijn betere verlofregelingen nodig om voor kinderen en zieke naasten te zorgen dan het kabinet biedt via de levensloopregeling. Bovendien zijn werknemers afhankelijk van de medewerking van werkgevers om daadwerkelijk verlof op te mogen nemen als dat nodig is. Of werkgevers hier flexibel mee om zullen gaan, valt nog te bezien. Het is immers opmerkelijk dat werkgevers de mond vol hebben van de noodzaak om de arbeidsmarkt te flexibiliseren, terwijl het werk zelf star is georganiseerd. Het dominante patroon is nog steeds vijf dagen per week acht uur werken. Werknemers zouden veel meer rechten moeten krijgen om de werkweek flexibel in te richten. Als de werknemer daar zelf voor kiest, moet bijvoorbeeld werken in het weekend mogelijk zijn als dat gemakkelijker combineert met de zorg voor kinderen. En wat te denken van werkgevers die hun werknemers verbieden om thuis te werken? Het is allemaal achterhaald nu we snelle internetverbindingen hebben en mensen die zich moeten houden aan de kantooruren, twee keer per dag in de file staan. Ook de weigering van veel werkgevers om mee te betalen aan de kinderopvang past niet bij een arbeidsmarkt waarop van werknemers flexibiliteit wordt gevraagd.
Flexibilisering van de arbeidsmarkt is dringend nodig. Daarbij hoort soepeler ontslagrecht dat de kansen op werk verhoogt voor outsiders, in combinatie met een hogere WW-uitkering. Juist voor de sociale samenhang moet het arbeidsmarktbeleid op de outsiders gericht zijn. Maar werken moet wel leuk blijven. In een ontspannen samenleving vraagt dat om goede sociale regelingen én om flexibiliteit van werkgevers.
 
Femke Halsema, fractievoorzitter GroenLinks
Bart Snels, directeur Wetenschappelijk Bureau GroenLinks