De Eerste Kamer sprak over de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015; regels inzake de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang. Lees hier de bijdrage van senator Tof Thissen.

Als we met de blik van de  cynicus kijken naar de beweging van de modernisering van de AWBZ en het uitbreiden van de WMO dan zou je kunnen beweren dat deze grootschalige decentralisatie enkel ingegeven is vanuit het beteugelen van de rijksfinanciën, ingegeven is door bezuinigingsdrift en het dichtschroeien van de onwenselijkheid van open einden op de diverse  Rijksbegrotingsposten. Open einden die ontstaan (zijn) omdat burgers in ons land recht op zorg hebben en recht op kwaliteit van zorg. Het penningmeesterdenken is definitief in Den Haag aan land gekomen en het rentmeesterschap is enkel nog waarneembaar in het ideologisch verhaal dat het verkopen van deze dominante financiële versoberingsoperatie moet vergemakkelijken om voldoende politieke steun te verkrijgen.  De dominante redenering achter de decentralisaties en in dit onderhavige wetsvoorstel dat onderdeel is van de modernisering van de AWBZ is een financiële geen hervormingsgerichte op transformatie van de overheid, de samenleving en de mentaliteit van burgers, bestuurders en professionals. 
De rechten van burgers werden aanvankelijk veranderd in compensatieplicht voor de gemeenten en nu in een voorzieningenplicht. Op rijksbegrotingsniveau zijn de open einden weg en op 403 plaatsen in  ons land gaan/zijn ze ontstaan. 
Maar….. dat is de kijk van de cynicus.
Deze kijk heeft de fractie van GroenLinks niet. 

Historisch vertoog

Na een eerste behandeling van de WMO in 2006 komt de staatssecretaris nu met een forse uitbreiding van de taken en verantwoordelijkheden voor gemeenten om mensen, die in hun dagelijkse leven niet helemaal zonder ondersteuning/hulp(middelen)/bescherming/begeleiding kunnen, collectief gefinancierd namens ons allemaal van dienst te zijn opdat zij kunnen meedoen naar vermogen. 
Onze fractie ziet een paar grote bewegingen: 1. er is sprake van de ‘ontstatelijking’ van de verzorgingsstaat, 2. Er wordt in toenemende mate een beroep gedaan op het eigen organiserend vermogen van mensen die om een voorziening vragen, 3. Er wordt een klemmend beroep op de samenleving als zodanig gedaan om om te zien naar elkaar, 4. De lokale overheden worden geacht, nabijer aan burgers hen veel beter van dienst te zijn en op maat gesneden hen te ondersteunen, 5. De open eind financiering op rijksniveau als gevolg van rechten van mensen op ondersteuning/begeleiding/voorzieningen/hulpmiddelen wordt via decentralisatie naar gemeenten ‘dichtgeschroeid’, 6. Als gevolg van de verplichtingen die gemeenten via de wet krijgen, worden zij geconfronteerd met open eind financiering en 7. Er wordt zorgwekkend veel bezuinigd en dat zet het transformeren van de verzorgingsstaat onder zeer grote druk.

In welk vertoog staat dit wetsvoorstel?
Na de Tweede Wereldoorlog is in ons land de verzorgingsstaat opgebouwd met een stevige rol voor de overheid, zowel rijk als provincie als gemeenten, altijd in combinatie met particulier initiatief. Weg van de willekeur, weg van de charitas, daarvoor in de plaats rechten en kwaliteit van uitvoering van die rechten; het paste bij een land dat zich heropbouwde, gericht op een nieuwe toekomst met een gunstig economisch tij.  Het brede domein van de zorg professionaliseerde bovendien in rap tempo onder invloed van grote ontwikkelingen in sociologie en maatschappelijke studies. Burgers eisten –zich sterk emanciperend– medezeggenschap en democratisering op van de overheid en de overheidsinstellingen. Een vooroorlogse samenleving met willekeurige solidariteit en van liefdadigheid afhangend omzien naar elkaar transformeerde na WOII in een ‘verstatelijkte’ verzorgingsstaat met welhaast voor ieder probleem een professionele oplossing via allerhande professionele instellingen. Er ontstond in vrij korte tijd een enorm apparaat dat het gevaar in zich had in zijn tegendeel te gaan verkeren. Vanaf de jaren tachtig is, vanwege de economische crisis, voortdurend getracht die uitdijing, vooral vanwege de kosten, te beteugelen, en ook nu wordt daar weer een forse poging toe gedaan. Voortdurend is getracht de beteugeling  langs de weg van de toegang tot de voorzieningen, de hoogte en de duur van de voorzieningen te bereiken. Dat heeft, hoe weerbarstig!, de instituties nog zwaarder gemaakt, met meer bureaucratie, meer controle en controle op controle, afstandelijkheid, gebrek aan samenhang vanwege systeemperversiteiten. Je kunt zeggen: mensen zijn door de verzorgingsstaat, doordat er voor ieder probleem een professionele oplossing klaarstond, gewend geraakt aan voorzieningen; je kunt inmiddels ook zeggen: ze zijn inmiddels ook murw geraakt in hoe het systeem nu is, instituties waar de systeemlogica, de bezuinigingslogica vaak leidender is dan de vraag van mensen. 

Grofweg zijn er volgens GroenLinks twee problemen aan te wijzen: 
1) Mensen staan/stonden niet meer centraal, laat staan hun leefwereld, hun vraag, hun zorgbehoefte. Integendeel. De vervreemding, de ontevredenheid en verongelijktheid groeide evenals de onzekerheid van mensen op moment dat er weer eens gemorreld werd aan toegang, duur, frequentie of hoogte van de talrijke voorzieningen. Mensen gingen de overheid als afwezig voelen en zien.
Ik noem dit de ontpersoonlijking van de relatie overheid burger. 
2) Er zijn veel kosten met dit systeem gemoeid, waarbij het overigens altijd een politieke vraag is of die kosten te hoog zijn, maar waarbij het wel altijd goed is te bekijken of het geld doelmatig besteed wordt en of daarin besparingen mogelijk zijn.
 
Dat er fundamentele veranderingen nodig zijn is voor GroenLinks geen vraag meer.  
Volgens GroenLinks zijn er twee dingen nodig: 
1) ontinstitutionalisering: het afbreken van de bureaucratie om de bureaucratie, het afbreken van de op wantrouwen gebaseerde systemen, waarin veel te veel geld en energie gaat naar management en controlesystemen, en waarbij er weer ruimte komt voor professionals om zich te manifesteren in de leefwereld van burgers; de ontwikkeling van de professionele nabijheid. Niemand die kiest voor zorg en sociaal werk droomt van urenregistraties, die mensen dromen van mensen.
2) burgerkracht: instituties openen zich voor burgers, ontdoen zich van hun leveranciersmonopolie en herontwerpen hun professionele dienstbaarheid, stellen zich weer open voor de oplossingen die mensen zelf aandragen. De leefwereld van mensen wordt als het ware de spreekkamer waar de professional de burger, de mens ontmoet.

In het wetsvoorstel ontbreekt het aan een grondige analyse van wat de hervormingen van de afgelopen 25 jaar opgeleverd hebben, ik vraag het de staatssecretaris. Wat zijn de lessen? Waarom is het nuttig om opnieuw aan de knoppen van toegang, de hoogte en de duur te gaan zitten? De staatssecretaris zal zeggen: dat doe ik niet, maar met zulke zware bezuinigingen hoef je niet lang na te denken over het enige dat gemeenten kunnen doen. Wat is volgens de staatssecretaris nu precies de oorzaak waarom de kosten van de AWBZ zo uit de pan gerezen zijn en waarop baseert hij het geloof, het vertrouwen dat met dit wetsvoorstel er het enige juiste antwoord gegeven wordt om dat probleem te tackelen. 

Zelfredzaamheid en zelfrespect

Historicus dr. mr. Maarten Hageman stelt in zijn essay 'Zelfredzaamheid: enige optimistische observaties over een ongemakkelijk onderwerp' de ontwikkeling van het begrip zelfredzaamheid. Sinds de negentiende eeuw ziet hij ruwweg twee denkrichtingen: 

1) “de eerste benadrukt eenieders individuele verantwoordelijkheid. Zorg en hulp zouden tot de verkeerde prikkels leiden en mensen bevestigen in een apathische afhankelijkheidsrelatie.” 
Dit wetsvoorstel hamert, zoals alle decentralisaties, sterk op onze eigen verantwoordelijkheid. Maar getuigt het van verantwoordelijkheid van een overheid als die vrij plotseling zegt: eerst hadden we een systeem waarin we u aanmoedigden zoveel mogelijk professionele hulp in te schakelen, nu vinden we dat niet meer goed? Dat zorgt voor veel onduidelijkheid en een veelheid aan veranderingen die dezelfde gevolgen hebben, nl apathie en chaos, waarbij in feite niemand meer weet waar hij het moet zoeken en er nauwelijks nog regie te voeren is.
GroenLinks pleit er dat ook hartstochtelijk voor om mensen – burgers, professionals en gemeenten – meer tijd te geven (niet in de zin van uitstel), ruimte ook en vooral financiële ruimte  om zorgvuldig de transities door te maken, wat ertoe leidt dat iedereen het gevoel heeft controle te hebben over de situatie. Die controle is samen met autonomie en verbondenheid essentieel om gemotiveerd te blijven en samen de noodzakelijke ontwikkelingen in het sociale domein te kunnen meemaken. Wat vindt de regering hiervan? Hoe zorgt de regering ervoor dat alle betrokkenen gemotiveerd blijven en de schouders eronder blijven zetten?

2) De tweede hoofdstroming die Hageman beschrijft is een meer sociale, een meer reële: “niet iedereen heeft gelijke kansen en mogelijkheden en dat vraagt om ondersteuning, begeleiding, hulp.” 
Zolang die ondersteuning niet gegarandeerd is voor hen die dat nodig hebben, is voorliggend wetsvoorstel door ons niet te steunen. Wij geloven niet dat het voor de oplossing van de huidige problemen nodig is, om die garantie overboord te gooien. Deelt de staatssecretaris onze analyse?
De overheid, zowel Rijk als gemeenten, hebben zich te houden aan internationale verdragen, waarin wij ons ondermeer verplichten om voorzieningen aan te bieden aan mensen met een beperking. Ik noem verder het Kinderrechtenverdrag, het Istanbul verdrag tegen huiselijk geweld, het VN verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. Uit dergelijke verdragen vloeien aanspraken van burgers voort, klachtrecht ook, waarmee mensen hun individuele aanspraak kunnen opeisen. Waaruit blijkt dat de regering zich bewust is van haar systeemverantwoordelijkheid, waaruit blijkt de sturing op dit punt?  Deelt de regering de opvatting dat ondersteuning gegarandeerd moet worden waar nodig en hoe gaat zij dit – meer dan in het huidige wetsvoorstel het geval is – organiseren? Kan de staatssecretaris in dit verband aangeven hoe het staat met de uitvoering van de motie Strik, ingediend en aangenomen tijdens het debat over de rechtsstatelijkheid die de regering oproept om de protocollen bij de zojuist genoemde verdragen te ratificeren? In het kader van de regie van de burger zijn deze verdragen zeer behulpzaam om die regie mogelijk te maken. Is de regering dit met ons eens?

Wensdenken

In de stemverklaring die ik vorige week aflegde namens onze GroenLinks fractie inzake de Wet maatregelen Wwb en de Participatiewet sprak ik al over het wensdenken van de regering. Je formuleert waar je uit wilt komen, maar het pakket maatregelen dat eronder ligt, wijst op een hele andere uitkomst, een grondige analyse van probleem, maatregelen en uitkomst ontbreekt, wat rest is de hoop, ik noem het wensdenken, dat de geformuleerde doelen gehaald gaan worden, terwijl ook tijdens dit debat van regering tot oppositie grote zorgen geuit zullen worden. GroenLinks noemt als grootste zorg de gevolgen voor de meest kwetsbare mensen. Ik citeer graag uit de column van onze voormalige collega Jos van der Lans in het Tijdschrift sociale vraagstukken: 

Een van de grootste problemen van de decentralisaties is dat ze een stevige impuls hebben gegeven tot een virusachtige vorm van wensdenken. Kort en goed komt dat neer op de gedachte dat we de gevolgen van de decentralisaties en de  bezuinigingen kunnen trotseren als mensen minder een beroep doen op voorzieningen en meer gebruik maken van de mogelijkheden en krachten die in hun omgeving of – algemener -  in de samenleving liggen opgesloten. Sociale wijkteams moeten het vehikel worden om dit voor elkaar te krijgen. 
    Problematisch hieraan is dat in de beleidsnota’s hier iets als vanzelfsprekend wordt voorgesteld, terwijl het in feite om een werkelijkheid gaat die nog moet worden beproefd en die bovendien niet zonder risico’s is. Dat is dus wensdenken. Zo is het naïef om op voorhand te denken dat deze aanpak goedkoper zal zijn. Uit ervaring weten we immers dat wie zorgprofessionals dichter bij mensen situeert eerder het beroep op hen zal doen vergroten. Er is dus een gerede kans dat sociale wijkteams binnen de kortste keren in hun werk dreigen om te komen, waardoor de druk op de tweede lijn eerder zal toenemen dan afnemen. Precies wat we niet willen.   
    Daar komt bij dat mensen zodra professionals bij hen over de vloer komen juist niet hun netwerk inschakelen. Ze bouwen een vertrouwensband op met een professional, vooral omdat ze niet afhankelijk willen zijn van hun naasten. Ze doen juist een beroep op hulp om hen te ontlasten of om aan hen te ontsnappen.

Graag een reactie of een reflectie van de staatssecretaris hierop.

Decentralisaties en de maakbare samenleving oftewel burgerkracht en de decentrale verzorgingsstaat

Twee belangrijke doelen van voorliggend wetsvoorstel haal ik aan: mensen willen, zo stelt de regering, “zo lang mogelijk thuis kunnen wonen, de regie op hun eigen leven behouden en niet eenzaam zijn. In de tweede plaats beoogt de regering de betrokkenheid van mensen bij elkaar te vergroten.”
Ik kan er nog een paar aan toe voegen, mensen willen gezond zijn, gezond oud worden, mensen willen betekenisvol werk etc. 
Maar gaat het vandaag nu juist niet om die situaties waarin het mensen, die zo graag tot hun dood of ondanks hun beperkingen, aandoeningen etc thuis waren gebleven, in volle regie, niet meer lukt? En waar het ondanks betrokkenheid van familie, dierbaren etc niet meer lukt? En biedt het wetsvoorstel van vandaag een antwoord op die situaties? Ik wil ook niet ziek worden, niemand wil ziek worden, en ik ben blij dat er ziekenhuizen zijn. Laten we ook blij zijn dat er in de care evengoed voorzieningen zijn, die uitkomst bieden als wat wij willen, niet meer lukt. Het is aan ons, om deze verdienste van onze ouders, in een veranderende wereld vast te houden en te borgen, zodat wij straks trots kunnen zijn op de samenleving die wij achterlaten aan onze kinderen en kleinkinderen.

Op welk probleem is  het wetsvoorstel een antwoord?
Je kunt zeggen, de gemeente is nabijer dan het Rijk. GroenLinks deelt die analyse. Maar het probleem van de bureaucratie is niet opgelost, je zegt hooguit: alstublieft, 403 gemeenten, gaat u de tanden er maar op stuk bijten. En als het Rijk haar controledrift niet weet te beteugelen, dan zal het het zwaar worden voor 403 gemeenten. 
Veel geld is gegaan naar te trotse bestuurders in de zorg met royale salarissen en bonussen of is opgegaan aan in wantrouwen gedrenkte bureaucratie. Voor elk ingevuld registratieformulier is weer iemand anders nodig om dat formulier te controleren en te verwerken. Sterker nog, we hebben er een gewoonte van gemaakt dat dergelijke formulieren over meerdere schijven gaat.
Vandaag hebben we het niet over de bureaucratische rompslomp van 'efficiënte, marktgestuurde' zorgverzekeraars. Hooguit zijdelings, omdat zij 'slechts' essentiële samenwerkingspartners van gemeenten zijn in het aanbieden van een sluitend zorgsysteem. Maar bij veel gemeenten is het helaas niet anders. De administratieve last voor mensen met een PGB is vaak zo groot, dat ze min of meer gedwongen worden om hulp te ontvangen van gecontracteerde thuiszorgaanbieders.
In de enorme operatie van grote delen van de centrale verzorgingsstaat overdragen naar de lokale overheid en naar de burgers gaat het er om dat de lokale overheid krachtiger wordt in zijn uitvoeringsvraagstukken en z’n democratie en gaat het erom dat we uit willen gaan van burgerkracht. Oftewel ruimte voor burgers. Er zijn drie typen burgerkracht; 
1. De netwerken van de burger centraal, eigen krachtcentrales; 
2. De burger als co-professional; 
3. De burger wordt eigenaar van publieke taken en verantwoordelijkheden. Decentraliseren is op deze wijze te typeren als lokaliseren.
Het is onze morele plicht om elkaar in staat te stellen optimaal te kunnen functioneren op het gewenste niveau dat past bij onze mogelijkheden. Daarbij past een overheid die mensen ondersteunt en faciliteert en geen overheid – of overheidsgerelateerde organisaties – die het mensen moeilijker maakt om zelfredzaam te zijn en eigen regie te voeren. Het gebrek aan professionele ruimte voor uitvoerende zorgverleners om in nauw overleg met cliënten optimale resultaten te boeken, is daarom zorgwekkend. 
Had juist deze beweging van WMO2015  niet moeten leiden tot meer ruimte voor cliënten en uitvoerende zorgverleners? Het gaat nu toch om de eigen kracht van burgers. Maar wat verandert er door dit wetsvoorstel in de huidige verbureaucratiseerde praktijk dat burgers die verantwoordelijkheid kunnen waarmaken? En hoe ziet de staatssecretaris in dit licht de enorme ontslaggolf bij de zorgaanbieders?
Het huidige wetsvoorstel lijkt te veroorzaken dat bestaande zorgstructuren sterk versoberd worden, dan dat het wezenlijk bijdraagt aan verbetering van de ondersteuning van burgers. De doelstellingen van het wetsvoorstel zijn fraai, maar strooien zand in de ogen van hen die willen weten welke consequenties de wet in de praktijk zal hebben. Nog even de consequenties op een rijtje: voorliggend wetsvoorstel gaat gepaard met een bezuiniging van 5 miljard, bovenop de reeds doorgevoerde bezuinigingen in het sociale domein en naast bezuinigingen die gepaard gaan met aanverwante wetten als de Jeugdwet en de Participatiewet. Hoe wenselijk samenwerking in zelfredzaamheid ook is, dat is alleen mogelijk wanneer het wetsvoorstel veel meer dan nu het geval is, gericht is op de kern van zorg en welzijn: uitvoerende professionals in samenspraak met burgers en hun sociale omgeving. Waarom kiest de regering ervoor om zorgprofessionals zo te confronteren met massale ontslagen terwijl zij via de wetten continuïteit van zorg garandeert en ook behoud van zorginfrastructuur?
Nederland is het meest geïnstitutionaliseerde land van Europa. In onze eerdere vragen en ook aan het begin van dit betoog had ik het namens de fractie van GroenLinks over de verstatelijkte verzorgingsstaat, met zijn geïnstitutionaliseerde uitvoeringsorganisaties die geleid hebben tot een dominante systeemwereld waaraan vragen of zorgbehoeften werden aangepast aan de mogelijkheden van het systeem in plaats van andersom. Heeft geleid tot ontpersoonlijken van de relatie overheid-burger. Het moet dus anders en dat vergt revolutionair elan. We pakken de verzorgingsstaat weer terug als burgers. Daarbij hoort zelfbeheer en zelfsturing, zelforganisatie, right to challenge, daarbij hoort ook dat burgers zich verenigen in (zorg)coöperaties. En daarbij hoort een overheid die faciliteert en ondersteunt en mee beweegt.  

Herijking relatie rijk lokale overheden

In het essay ‘Rijk geschakeerd’ van het SCP van onze oud-collega Kim Putters waarschuwt hij, bijvoorbeeld dat de invloed van gemeenteraden, maatschappelijke organisaties en inwoners op het WMO-beleid meer aandacht en versterking verdient, vooral omdat de meeste gemeenten in samenwerkingsverbanden de begeleiding en ondersteuning hebben belegd.
Hij waarschuwt ook in de evaluatie van de huidige WMO dat bepaalde doelgroepen, vooral mensen met psychische problemen, verslaafden, mensen in de OGGz en de maatschappelijke vrouwenopvang te weinig worden bereikt. Er zijn zorgen over de aanwezige kennis over de doelgroepen en mantelzorgers, de deskundigheid om met burgers samen de beste voorziening te organiseren, zorgen over de personele capaciteit en het geld. Afsluitend stelt Putters dat het niet aangaat dat de overheid zich met het oog op de participatiesamenleving terugtreedt en het bij de burgers neerlegt maar dat er juist een hoogwaardige overheid nodig is om dit te realiseren, een overheid die niet van bovenaf plannen oplegt of het rekening houden met verschillen dicht regelt maar wel de deskundigheid en capaciteit heeft om rechtvaardig verschil te maken. Helemaal in lijn met ons verhaal bij de afgelopen APB en tijdens de behandeling van de Wwb en P-wet twee weken geleden hier in dit huis. 
Graag een reactie van de staatssecretaris op de zorgen van het SCP.
Wat zeggen deze decentralisaties over de noodzaak van transformatie van de Rijksoverheid in haar relatie met de lokale overheid?
Het Rijk is systeem-, stelsel- en polisverantwoordelijk. Kan de staatssecretaris concrete voorbeelden geven hoe hij dit gaat waarmaken? Verstaat de regering in alle vezels van Den Haag de kunst van het loslaten? Gaat de staatssecretaris werk maken van deregulering en vermindering van administratieve last voor de lokale overheid zowel als voor de burgers en de professionele organisaties? Zo ja, waaruit blijkt dat concreet?
Als de lokale overheid veel sterker de sturende overheid, gecontroleerd door zijn eigen rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordiging de gemeenteraad, in het sociale domein is en nog meer gaat worden, waarbij ook nog een dringend appèl gedaan wordt op de actieve opstelling van burgers, wat is er dan aan transformatie nodig bij de Rijksoverheid? En wellicht ook met betrekking tot onze rol hier in de Staten Generaal. Graag een reactie van de staatssecretaris uiteraard niet op de laatste vraag, want die is voor onszelf!

Het geld

Decentralisaties van rijkstaken naar de gemeenten, de lokale overheden moeten worden ingezet in allereerste en allerbelangrijkste  plaats om maatschappelijke vraagstukken en problemen waar mensen –en daarmee ook de lokale bestuurders en professionals in de leefwereld van mensen– tegen aanlopen op te lossen of te verbeteren en moeten niet gebruikt worden om de begroting van het rijk op orde te krijgen. In eerdere debatten hier in deze Kamer hebben we de cocktail van decentraliseren en bezuinigingen al levensgevaarlijk genoemd. 
Uit de mei-circulaire blijkt dat voor de WMO2015, de Jeugdwet, Re-integratie, Sociale werkvoorziening en nieuwe groepen participatie met ingang van 2015 10,3 miljard gestort wordt in het Gemeentefonds. In eerder debatten over de decentralisaties in het sociale domein is ons duidelijk geworden dat voor deze taken nu nog in de verschillende departementale begrotingen en die van de provincies een kleine 15 miljard beschikbaar is. Gemeenten moeten dus meer taken en verantwoordelijkheden gaan uitvoeren, anders en beter ook nog en dat tegen een derde minder geld. Klopt dit? En waar baseert de staatssecretaris het op dat het daarmee ook kan? Waaraan gaan nu die vijf miljard op die dus kennelijk overbodig zijn? En zijn dit dezelfde vijf miljard? Moeten we ze bij elkaar optellen? Graag uitleg!
Want:

Zoals wij de cijfers op pagina 3 van de MvA lezen in het antwoord op onder andere de vragen van de VVD begrijpen wij dat er gemeten aan het huidige bedrag aan AWBZ uitgaven van 27 miljard in het totaal per 2015 via de extra taken WMO2015, waarvoor 3,6 miljard beschikbaar is, en de in werkingtreding van de Wlz, waarvoor 18,5 miljard wordt bestemd, bijna 5 miljard in z’n totaliteit op de zorg waarvan 1,6 miljard op de vernieuwde WMO wordt bezuinigd. Klopt dit? 

Het framen van de coalitiepartijen en de geliefde oppositie is tot kunst verheven want sinds het begrotingsakkoord horen we dat er meer geld beschikbaar is voor de gemeenten. Mystificerend taalgebruik. Het enige juiste is dat er minder wordt bezuinigd dan aanvankelijk door de regering voorgesteld. Zo was de korting op de huishoudelijke hulp aanvankelijk 75% van het bestaande budget en via 40% nu in totaal 32%. Da’s nog altijd een bezuiniging op de huishoudelijke hulp van één derde van het budget. En dat is fors. Hoe mooi jullie het ook kleuren. Er wordt fors bezuinigd. En daarmee wordt het succes van de decentralisatie en vooral de noodzakelijke transformatie ernstig onder druk gezet……… 

Afrondend oordeel

De civil society wordt heruitgevonden. In het vorige debat over de WMO in 2006 sprak ik namens de fractie uit dat ik het wonderlijk vond dat we blijkbaar weer met een groot en breed politiek draagvlak geloven in de maakbare samenleving.

Herman Verhagen zegt het volgende en zeer treffend: we leven niet in een tijdperk van veranderingen, we leven in een verandering van een tijdperk.
Wat hadden we als GroenLinks graag dit wetsvoorstel gesteund. Ik begon mijn betoog met de cynicus, ik wil niet als cynicus eindigen, wij denken dat er gerede aanleidingen zijn om het terrein van de WMO te hervormen, wij zijn voor de verandering van de centraal aangestuurde verzorgingsstaat naar de lokalisering bij mensen en bij gemeenten; we zijn voor de beweging van Rijk naar wijk, wij pleiten voor de transformatie van de systeemwereld van de verzorgings-staat naar de leefwereld van mensen en de verzorgings-stad; wij pleiten er voor dat professionals weer nabij aan mensen kunnen zijn, erop af gaan in plaats van er vandaan; wij zijn er zó voor dat mensen worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid, maar niet zomaar en wel altijd vanuit de vraag wat ze nodig hebben om te kunnen worden wie ze willen en kunnen zijn; wij pleiten zó voor de uitrukmentaliteit van de  professionele uitvoerders als mensen ze nodig hebben; wij pleiten er zó voor dat burgers die zorg nodig hebben niet meer verdwalen in labyrinten van ontmoediging en complexen van indicaties en contra-indicaties; en dat al, en al dat vergt een cultuurverandering, een attitudeverandering van politici, bestuurders, professionals, maatschappelijke partners zowel als gemeenten……dat vergt moed en experimenteer lef, dat vergt loslaten en echt luisteren naar wat mensen nodig hebben; behalve de overheveling van verantwoordelijkheden naar de lokale overheid, onder inhouding van heel veel geld, doet dit wetsvoorstel niets aan al die nadere pleidooien, waar volgens ons de crux zit, zoveel méér de crux zit dan te denken dat we het met moeilijker maken van de toegang tot voorzieningen door gemeenten heel veel minder geld te geven, problemen oplossen. 
Ik ben geen cynicus, wel een realistisch idealist met dromen voor ogen.
Een solidaire, humane samenleving die omziet naar wie kwetsbaar is; met een overheid die grond biedt onder de voeten voor iedereen die naar vermogen mee wilt doen.
Er is ook geld nodig om dat de eerste jaren in te leven, te implementeren, te oefenen, ermee te vallen soms en weer op te staan; echter op voorhand wordt dit allemaal bedolven onder de zware last van bezuinigen. 
Daarom houden wij ons hart vast.
Daarom kunnen wij het niet steunen.
Wat is dat toch jammer!

Tof Thissen
Fractie GroenLinks 7 en 8 juli 2014.