Vragen van Kees Vendrik en Femke Halsema aan de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over de GSM als peilzender, d.d. 15 maart 2000

1. Hebben de bewindslieden kennisgenomen van de recente publicaties in de pers over het functioneren van GSM toestellen als peilzender?

2. Is het bericht juist dat door de dichtheid van antennes in stedelijke gebieden tot op 10 meter nauwkeurig kan worden bepaald waar een specifiek GSM-toestel zich bevindt? Zo neen, hoe nauwkeurig is de plaatsbepaling dan wel?

3. Welke mogelijkheden biedt de Wet op de Telecommunicatie voor het opvragen van verkeers- en/of verplaatsingsgegevens c.q. het plotten van routes?

4. Op basis van welke regeling hebben de opsporingsinstanties en/of de politie toegang tot de verplaatsingsgegevens van de klanten van telecombedrijven? Behelst de toegang uitsluitend de inzage of ook het vastleggen c.q. kopieren van (delen van) databestanden? Onder welke voorwaarden gelden dergelijke verkeers- en verplaatsingsgegevens als wettelijk bewijs in strafzaken?

5. Onder welke voorwaarden en bij welke instanties is de integratie van verschillende databestanden van telecombedrijven mogelijk c.q. toegestaan? Bestaan er plannen voor het creeren van de mogelijkheid de databestanden van telecombedrijven te integreren in het kader van strafrechtelijk en/of pre-actief opsporings c.q. inlichtingen onderzoek?

6. Bestaat of bestond er een overleg met (de) partners uit het overlegorgaan post- en telecommunicatie waarin de toegang tot en/of het gebruik van de verkeers- c.q. verplaatsingsgegevens betreffende klanten van telecombedrijven voor overheidsdiensten is c.q. wordt geregeld? Hoe vaak is dit overleg bij elkaar geweest? Welke afspraken zijn er met de telecommunicatiebranche en/of met individuele telecombedrijven gemaakt c.q. in ontwikkeling?

7. Kunnen de bewindslieden de Kamer inzicht verschaffen in de wijze waarop aanvragen voor het plotten van routes c.q. het produceren van verplaatsingsoverzichten van hun klanten, al dan niet op aanvraag van de overheid in het kader van strafrechtelijk en/of pre-actief opsporings c.q. inlichtingen onderzoek tot stand (zullen gaan) komen? Wie houdt er toezicht op de verwerking, archivering en vernietiging van de verstrekte gegevens?

8. Wat is de opvatting van de bewindslieden over de introductie van een notificatieplicht en een gerechtelijke toetsing, zodat de betroffen burgers kennis kunnen nemen van het feit dat hun gangen zijn nagegaan, en in staat zijn tegen een dergelijke inbreuk op hun privacy in verweer te komen?