Vragen van Oedayraj Singh Varma aan de minister van BZK over de activiteiten van de Britse geheime dienst MI5 in Nederland

1. Heeft de minister kennis genomen van het artikel in De Telegraaf van zaterdag 3 juni 2000 over de de activiteiten van de Britse geheime dienst MI5 in Nederland? Heeft de minister tevens kennisgenomen van het verslag van de Nationale Ombudsman in deze zaak?

2. Wat is de reactie van de minister op het bericht dat (een medewerker van) de Britse zusterdienst MI5 in ons land een mantelorganisatie zou hebben opgezet? Wat is zijn oordeel over het bericht dat deze activiteiten zouden plaatsvinden of hebben plaatsgevonden met medeweten en/of hulp van (ex) BVD-ers en IDB-ers?

3. Wat is er waar van de passages in het NOM verslag waarin staat dat een medewerker van een bevriende buitenlandse inlichtingendienst ‘in Nederland diverse netwerken onderhield m.n. met personen uit kringen van de vm. IDB en ex medewerkers van de BVD’? Heeft de minister de schade laten onderzoeken die mogelijk aan Nederlandse belangen is aangericht door de activiteiten van deze netwerken? Wat heeft dit onderzoek uitgewezen?

4. Waarom meende de BVD de klagende ex-IDB-er (thans werkzaam op AZ) op de klassieke verhoormethode zoals beschreven in de NOM rapportage te moeten confronteren met de verdenkingen? Hoeveel andere (voormalige) medewerkers van Nederlandse inlichtingendiensten zijn in deze zaak ondervraagd en/of door de BVD op onoirbare contacten of praktijken onderzocht? Wat heeft dit onderzoek uitgewezen?

5. Welke (straf)maatregelen zijn mogelijk bij spionage voor een buitenlandse inlichtingendienst door (ex) medewerkers van een inlichtingendienst? Wat is er in dit geval gebeurd met de medewerker(s) van de Britse zusterdienst en met de (ex) BVD-ers en IDB-ers die bij deze zaak betrokken (zouden) zijn? Kunnen de betroffenen werkzaamheden voor de overheid (blijven) verrichten en/of vertrouwensfuncties (blijven) bekleden?

6. Wat is het oordeel van de minister op het opstarten en uitvoeren van een onderzoek door de BVD zonder de bevriende zusterdienst daarvan op de hoogte te stellen? Wat is zijn reactie op het verwijt aan de BVD in deze zaak onprofessioneel te hebben gehandeld? Wat is de Nederlandse reactie in de richting van het Britse koninkrijk geweest? Ondervinden de Brits-Nederlandse betrekkingen op enige wijze schade van deze affaire?

7. Is de Kamer inmiddels op de hoogte gesteld van deze kwestie? Wanneer, door wie en op welke wijze is dat gebeurd/gaat dit gebeuren? Indien (nog) niet, waarom (nog) niet?

8. Waarom staan de activiteiten van de BVD met betrekking tot de spionage van buitenlandse zusterdiensten - zoals de onderhavige kwestie met MI5 - niet vermeld in het jaarverslag over 1999? Is de minister van plan hierin toekomstig verbeteringen aan te brengen en zo neen, waarom niet?

9. Wil de minister de vragen voor het aanstaande algemeen overleg over de jaarverslagen van de BVD en de cie IVD beantwoorden?