Voorzitter, Ik kom, zonder inleiding, onmiddellijk tot de kern van de kwestie Hirsi Ali: Vooralsnog komt de fractie van GroenLinks tot vijf constateringen. Ik wil van minister Verdonk weten of zij deze 5 constateringen kan weerleggen.

De minister is:

1.   Onvolledig geweest in de informatie die zij de kamer op 16 mei 2006 verstrekte.
2. Onzorgvuldig geweest in het onderzoek dat leidde tot de constatering dat Hirsi Ali nooit Nederlander is geweest.
3. Ontijdig geweest in het naar buiten brengen van deze constatering op 15 mei
4. Onjuist geweest in de inhoud van die constatering; en
5. Onbehoorlijk geweest door van Hirsi Ali een politieke schuldverklaring te verlangen 

Voorzitter, sta mij toe deze vijf punten toe te lichten:

De minister was onvolledig in het vorige debat; toen zij stelde, “het enige wat ik wist, was dat er twijfels waren bij haar vluchtverhaal”. Uit het feitenrelaas blijkt dat IND-ambtenaren, waarvoor zij politiek verantwoordelijk is, al op 10 december 2002 opschreven dat Ayaan bij Barend en van Dorp (in een uitzending 11 september 2002) een “onjuiste identiteit” had opgegeven. In dat zelfde document staat: “Geadviseerd wordt om betrokkene te doen aanschrijven met het verzoek duidelijkheid te verschaffen over haar juiste identiteit, om haar om uitleg te vragen en haar over de eventuele consequenties van de verstrekking van onjuiste identiteitsgegevens in te lichten. Ook wordt geadviseerd om, aan de hand van hetgeen betrokkene alsdan bericht, te bezien of de IND nadere actie moet ondernemen.”

Dat is het advies.

Opmerkelijk, is dat betrokkene (Hirsi Ali) niet is aangeschreven (wie nam eigenlijk dat besluit destijds?)

Nog opmerkelijker is dat deze procedure van het opvragen van inlichtingen, kennelijk de standaardprocedure van de IND, niet alsnog is toegepast na de Zembla uitzending van donderdag 11 mei 2006.

Dat brengt mij tot de 2e constatering dat de minister in het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Want waarom is afgeweken van de standaardprocedure? Nu was opeens plotseling uitspraak in Zembla voldoende om ‘vooralsnog’ tot het oordeel te komen dat Hirsi Ali nooit Nederlandse was geweest.

Waarom telde die uitzending van Zembla zo zwaar? Ik heb hier een lijst van 9 publicaties, tussen de uitzendingen van BvD uit 2002 en Zembla van 2006 in, waarin Hirsi Ali zegt te hebben gelogen over haar identiteit en/of waarin de naam Magan opduikt. Is dat in die 2 dagen onderzoek niet ook door de minister geconstateerd?

Zwaarder weegt nog dat de minister, binnen één dag had kunnen weten, dat de grootvader van Ayaan bij geboorte Ali heette, als zij de moeite had gedaan zelf navraag te doen.

Want op 16 mei. Één dag na het zo omstreden besluit, komt Hirsi Ali met een verklaring, als toelichting op haar vertrek uit de kamer. Uit de Engelse versie van die persverklaring komt het volgende citaat: “I was frightened that if I gave my real name, my clan would hunt me down and find me. So I chose a name that I thought I could disappear with – the real name of my grandfather, who was given de birth-name Ali. (… I am Ayaan, the daughter of Hirsi, who is de son of a man who took the name Magan.”!)

De minister is dus onzorgvuldig geweest door niet eerst – zoals gebruikelijk – Hirsi Ali om opheldering te vragen en behandeld gelijke gevallen dus niet gelijk.

Die onzorgvuldigheid leidde – als derde - tot het ontijdig naar buiten brengen van de constatering dat Hirsi Ali nooit Nederlanders was geweest. Op zijn minst één dag langer wachten en in alle rust contact opnemen met Ayaan, had een enorme commotie, het aftreden van Hirsi Ali én de internationale imagoschade voor Nederland kunnen voorkomen. De minister erkent in haar brief nu wel dat de afstemming met de premier ‘onvoldoende zorgvuldig’ is geweest. Maar waarom niet de andere fouten erkennen?

Hoe kan het eigenlijk dat de premier in een Netwerk uitzending van donderdag 18 mei 2006 letterlijk zegt: “ik kreeg te horen: er zal geen brief uitgaan.” Terwijl de minister nu mede namens de premier bericht dat er geen concrete afspraken zijn gemaakt op maandag 15 mei. Ik verzoek om een gedetailleerde reconstructie door zowel de minister als de MP van de besluitvorming die maandag.

Sinds gisteren weten we definitief dat de constatering van de minister over het Nederlanderschap onjuist was. Beide partijen (minister en Hirsi Ali) trekken de identieke conclusie dat haar grootvader bij geboorte de naam Ali droeg en zij gerechtigd is die te dragen. Nu voor beide partijen deze onderbouwing acceptabel wordt bevonden, zullen we nooit weten wat hoe de rechter geoordeeld zou hebben. Mij interesseert vooral wat dit betekent voor vergelijkbare gevallen. Is de minister met mij van mening dat er opnieuw naar alle gevallen gekeken moet worden: de 58 mensen waarbij het Nederlanderschap is ingetrokken; de 11 mensen die nog in behandeling zijn. Hoeveel kinderen moeten we hier trouwens nog bij optellen?

Is de minister het met mij eens dat er een nieuwe kans moet zijn op het terugkrijgen van het Nederlanderschap. bijvoorbeeld voor de Dominicaanse moeder met haar 2 kinderen) die gelogen zou hebben over haar achternaam, terwijl in de Dominicaanse Republiek (met Spaans naamrecht) de familie onder twee achternamen bekend stond. Of de Iraanse man, wiens roepnaam Reza is, maar officiële voornaam Ali-Reza. En waarbij door de omrekening van de Islamitische jaartelling een rekenfout is gemaakt. De gemeente-ambtenaar zag geen probleem, maar de IND trok zijn Nederlanderschap en verblijfsvergunning in.

Ten vijfde, vind ik dat deze minister onbehoorlijk is geweest. Zonder enige juridische noodzaak, heeft zij van Hirsi Ali verlangd om een door de staat opgestelde verklaring te ondertekenen. Daar waar er juridische overeenstemming is, is er geen andere dan een politieke reden om dit te wensen: namelijk het dekken van de aftocht van de minister.

Hoe bestaat het dat aan het behouden van een paspoort een prijskaartje wordt gehangen in de vorm van een schuldverklaring. Een aflaat voor de minister. De minister erkent zelfs, zowel in haar brief (p.3), als bij NOVA gisteravond dat de verklaring heeft meegewogen in haar beslissing over het Nederlanderschap. Hoe beoordeelt de MP deze verklaring, het onzekere moment waarop deze Hirsi Ali is voorgelegd ter ondertekening en de rol die deze verklaring heeft gespeeld in de uiteindelijke beslissing van de minister?

Voorzitter, tot slot.

Dit gedrag, deze fouten, kunnen – als zij niet grondig worden weerlegd niet zonder politieke gevolgen blijven. Maar wat gebeurt er? Dit Kabinet, de premier voorop, neemt de volledige verantwoordelijkheid voor een minister die het eigen falen toedekt en alle schuld verschuift naar degen die afhankelijk is van haar beslissing. Wat vindt de premier hiervan? Is dit het nieuwe boegbeeld van uw normen en waarden campagne?

En wat vindt de VVD, die wel degelijk al die jaren op de hoogte was: minister Zalm, Minister Remkes? Dat de minister uw voormalige collega zo offert voor behoud van haar politieke geloofwaardigheid.

TWEEDE TERMIJN:

Voorzitter. Ik begon mijn eerste termijn met vijf constateringen over de handelwijze van de minister. Ik heb de minister verzocht om die constateringen te weerleggen. Ik heb gezegd dat de minister onvolledig en onzorgvuldig geweest. Zij heeft ontijdig gehandeld. Zij is onjuist en onbehoorlijk geweest.

Laat ik beginnen met het heel schaarse goede nieuws uit dit debat. Ergens in de marge van een nogal warrig betoog hoorde ik de minister erkennen dat het ontijdig was geweest om het voorlopige besluit over Ayaan Hirsi Ali publiek te maken in de vorm van openbaarmaking van de Kamervragen. Tot zover het goede nieuws.

Alle andere aantijgingen, constateringen, die voor mijn fractie leidend waren bij het voeren van dit debat zijn niet ontkracht, maar versterkt en gekwadrateerd. De Kamer is onvolledig geïnformeerd. Dat blijkt uit het IND-feitenrelaas. De minister heeft onzorgvuldig geopereerd in het eerste onderzoek naar de omstandigheden rond mevrouw Hirsi Ali. Er is in het vorige debat wat bluf geweest over Somalisch naamrecht. Er is een zinnetje aangehaald uit The Guardian en er was de opgewarmde prak van Zembla. Al met al stelt de minister nu vast dat het niet meer was dan een klein onderzoekje, terwijl in het eerste debat werd gezegd dat alles onderzocht en daarmee gezegd was. Het onderzoek was ontijdig met dramatische gevolgen voor Ayaan Hirsi Ali aan haar kenbaar gemaakt. Daarbij heeft de minister ook nog eens de onjuiste conclusie getrokken op het onderzoek. Zoveel is wel duidelijk geworden nu de argumenten van de advocaten naadloos door de minister zijn overgenomen. Zonder een kanttekening, zonder een aanmerking heeft de minister het betoog van de advocaten tot het hare gemaakt.

In mijn eerste termijn noemde ik de schuldverklaring onbehoorlijk. Ik moet zeggen dat ik dat een understatement vind. Ik vind het ronduit machtsmisbruik. Aan het eind van zijn eerste termijn zei de minister-president dat de minister alleen kon leven met een schuldverklaring van mevrouw Hirsi Ali.

Hij heeft daarmee wat mij betreft helderheid verschaft, ondanks de toevoeging zojuist in zijn verklaring, waarmee alle andere gelegenheidsredeneringen zijn vervallen, bijvoorbeeld die over de noodzaak om bewijslast te verkrijgen. Laat ik wel zeggen dat ik mij erover verbaas dat de minister-president de minister niet heeft kunnen bewegen om af te zien van de schuldverklaring. Het gevolg van de schuldverklaring van Ayaan Hirsi Ali en het feit dat de minister er alleen mee kon leven als die er kwam, is dat wij niet meer kunnen leven met deze minister. Daarom dien ik de volgende motie in:

De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie in haar onderzoek naar de nationaliteit van mevrouw A. Hirsi Ali en bij het bewerkstelligen van een ondertekening door betrokkene van een "eigenschuldverklaring" onzorgvuldig te werk is gegaan;
spreekt hierover haar afkeuring uit,
en gaat over tot de orde van de dag.

Voorzitter. Ik reken mijzelf niet tot de politici die de politiek graag in een kwaad daglicht stellen; eerlijk gezegd verweer ik mij daartegen altijd en vind ik het altijd pijnlijk als het wel gebeurt. Het moet mij echter van het hart dat ik mij nu echt schaam. Ik schaam mij dat wij gedwongen zijn geweest om een van de onzen zo te moeten beschermen en ons zo over haar te moeten ontfermen door de willekeur en de politieke egomanie van één minister. Ik schaam mij tegenover Ayaan Hirsi Ali, die al zes weken lijdend voorwerp is. Ik schaam mij ook en vooral tegenover alle mensen in vergelijkbare situaties die hun hoop op ons hebben gevestigd. En ik schaam mij uiteindelijk ook tegenover de Nederlandse burgers, omdat het voorkomen van gezichtsverlies van een minister zwaarder weegt dan recht en rechtvaardigheid.