OPINIE VAN ZIHNI

Vind jij het belangrijk om als mens behandeld te worden?

Ik wel. En zeker door degene die er van- en voor ons allemaal is: de overheid. En zeker als je pech hebt en die overheid nodig is om je er weer bovenop te helpen.

Mijn vader was in de jaren tachtig één van die mensen die wilde dat zijn zoon een stapje verder zou komen. Hij werd ontslagen als fabrieksarbeider en belandde in de bijstand. Dat vond hij niet fijn, want werk geeft mensen waardigheid.

Ook pa wilde niets liever dan weer aan de slag.

 

Vertrouwen

Zelfs nu nog, jaren later, vertelt mijn vader vaak met warmte over hoe Nederland hem hielp iets van zijn leven te maken. Hoe de overheid hem steunde om te zorgen voor zijn zieke vrouw en de opvoeding van zijn kinderen.

Hij kreeg de mogelijkheid om vanuit de bijstand een HBO-studie te doen, zonder dat hij ander werk hoefde te verdringen en zonder dat hij werd opgezadeld aan een lawine aan verplichtingen.

Omdat hij was opgegroeid in bittere armoede in een land zonder sociaal vangnet, had mijn vader één grote angst: dat zijn zoon kansen zou laten liggen in een land dat wél voor sociale rechten zorgt. Daarom motiveerde hij me toen om naar school te gaan en mijn best te doen.

Dat lukte heel goed omdat hij te maken had  met een overheid die zei:

“Als je hard werkt en doorzet, helpen wij jou altijd verder, zelfs als je er wat langer de tijd voor nodig hebt, zelfs als je een achterstand hebt. Je bent op de eerste plaats een mens. We vertrouwen jou.”

Dat was de Nederlandse Droom, die voor alle burgers binnen handbereik was.

Helaas is dat nu anders. De overheid doet aan korte termijn denken en jaagt mensen op, met weinig oog voor je persoonlijke situatie.

En dus vraag ik mij wel eens af: als ik nu in dezelfde situatie zou zitten als mijn vader dertig jaar geleden, werkloos en met veel zorgen, wat zou er dan gebeuren? Zou ik dan ook mijn kinderen zo kunnen opvoeden dat zij een stap verder kunnen komen?

 

Klanten

Waarschijnlijk niet. Mensen die nu een beroep moeten doen op de overheid, worden heel anders behandeld dan in de tijd van mijn vader.

Die nieuwe behandeling gaat ook gepaard met een nieuw jargon: de overheid, gemeenten en organisaties zoals het UWV spreken over de 'loonwaarde' van hun ‘klanten’, die de ‘workload’ zijn van hun ‘klantmanagers’.

Als je ziek bent, ben je niet meer ziek, maar een ‘zorggebruiker’.

Ook woorden als ‘prestaties’ en ‘rendementen’ vliegen in de rondte.

Deze termen zijn sinds de jaren negentig steeds meer ingezet door onze overheid. Dat zal ongetwijfeld met de beste bedoelingen zijn gebeurd.

Maar het resultaat is dat de overheid verder weg van ons af lijkt dan ooit.

Want door mensen, burgers, om te dopen tot ‘klanten’ die ‘gemanaged’ worden ten behoeve van ‘prestaties’ straal je als overheid een bepaald mensbeeld uit.

Namelijk dat sociale rechten niet zozeer rechten zijn, maar ‘producten’ waar je eigenlijk geen recht op hebt, en die je als ‘klant’ kunt consumeren. Een onbetrouwbare klant die vooral zo snel mogelijk de winkel weer uit moet.

 

De Nederlands Droom

De onderlinge relatie tussen overheid en burger is niet meer gebouwd op het democratische beginsel van sociale vooruitgang, maar op wantrouwen.

Daarom spreekt de overheid ons aan als ‘klanten’. Daarom vraagt ze bij het afnemen van ‘producten’ zoals zorg een eindeloze stroom aan documenten en bewijzen.

Een overheid die wantrouwen zo laat doorstralen in haar bejegening van mensen, past niet bij Nederland

Mijn Nederlandse Droom werd werkelijkheid omdat mijn vader zijn sociale rechten kon benutten, omdat het rechten waren. Omdat de overheid hem vertrouwde als mens.

Laten we die Droom weer binnen handbereik brengen voor onze kinderen. De eerste stap is veranderen hoe de overheid jou aanspreekt. Vertrouwen moet weer het uitgangspunt worden. Daarom vraag ik minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om die taak tot zich te nemen.

Want sociale rechten zijn geen producten en burgers zijn geen klanten.