Er ligt een prachtige kans om alle kinderen in Nederland een goede start te bieden. Een gezamenlijke start die bovendien de samenhang in de maatschappij vergroot. Dat schrijft Kamerlid Lisa Westerveld in een gezamenlijke opinie met Peter Kwint (SP) en Gijs van Dijk (PvdA).
Terwijl maatschappelijke organisaties en wetenschappers steeds meer wijzen op het belang van de ontwikkeling van peuters, houdt de overheid zich tot nu toe nogal afzijdig. De eerste levensjaren zijn essentieel voor de ontwikkeling van kinderen, maar de coalitiepartijen zijn op dit punt muisstil. Zonder duidelijke keuze van het kabinet lijken de kansen van peuters afhankelijk te blijven van de dikte van de portemonnee van de ouders.
Opvang voor kinderen is nu vaak afhankelijk van de positie van de ouders: kinderen van werkende ouders gaan naar de kinderopvang of gastouder, weer anderen kunnen terecht een voorschool en als er minder te besteden is, vindt opvang dikwijls binnen de familie plaats.
Het kinderopvangbeleid van de overheid lijkt tot nu toe niets meer te zijn dan arbeidsmarktbeleid gericht op het faciliteren van twee werkende ouders. En waar dat ook belangrijk is, blijft door die focus een groot deel van de kinderen buiten de opvang. De samenleving laat zo grote kansen liggen. Want de hersenen van jonge kinderen ontwikkelen zich razendsnel en wie de juiste mogelijkheden krijgt aangereikt, doet daar de rest van zijn leven zijn voordeel mee. Een integrale aanpak voor alle kinderen is dus niet alleen in het belang van hen zelf, maar is van groot maatschappelijk belang.
Met de conclusies van wetenschappelijk onderzoek in de hand pleiten niet alleen brancheorganisaties en onderwijskoepels voor een breed en voor iedereen toegankelijk voorschools aanbod. Zij krijgen bijval van onder meer de Vereniging Nederlandse Gemeenten en de SER. In de voorschool kunnen kinderen spelenderwijs leren en zich zo sociale vaardigheden meester maken. Het biedt veel peuters betere kansen in een later leven. Bovendien bevordert zo’n systeem een soepele overgang naar de basisschool. Daarnaast is het voor kinderen goed om al op jonge leeftijd te spelen en te leren met leeftijdgenootjes van een andere achtergrond.
Natuurlijk is er ook publiek geld beschikbaar voor de begeleiding van peuters. Probleem is echter dat het huidige stelsel met zijn regelingen kinderen voorsorteert. Kinderen uit kwetsbare bevolkingsgroepen krijgen een indicatie en komen op een andere plek terecht dan kinderen met een andere achtergrond. Daarmee werkt de kinderopvang zoals we die nu kennen segregatie in de hand. Dat dit onwenselijk is, behoeft eigenlijk geen verdere uitleg.
Het is ook onnodig. De eerdergenoemde organisaties hebben berekend dat er niet eens extra geld nodig is om deze breed toegankelijke integrale kindcentra te financieren. Als het geld maar beter verdeeld wordt en de financiering minder ingewikkeld wordt dan nu het geval is. Meer transparantie verlaagt de drempel voor ouders die hun kinderen naar de opvang willen brengen en vereenvoudigt de controle van de overheid op het functioneren van onze peuteropvang.
GroenLinks, SP en PvdA hebben de oproep van de brancheorganisaties, werkgevers en werknemers en de VNG gehoord en willen dat zo snel mogelijk werk wordt gemaakt van hun hartenkreet. We hadden verwacht dat de regeringspartijen er hetzelfde over zouden denken. Maar helaas: het regeerakkoord zwijgt over een integrale peuteropvang en het kabinet – de wittebroodsweken allang voorbij – waagt zich vooralsnog niet aan voortschrijdend inzicht.
Het maatschappelijk draagvlak voor deze operatie is enorm. Er ligt een prachtige kans om alle kinderen in Nederland een goede start te bieden. Een gezamenlijke start die bovendien de samenhang in de maatschappij vergroot. Kansengelijkheid bevorderen begint niet in het onderwijs, maar juist al daarvoor. Daarom zullen de drie linkse fracties er alles aan doen om de regering te bewegen om deze breed gedragen wens om te zetten in beleid.
Dit stuk verscheen eerder op Joop.