De uitspraak biedt hoop voor maaltijdbezorgers, babysitters, schoonmakers, grafisch ontwerpers, softwareontwikkelaars en alle anderen die voor hun werk afhankelijk zijn van online platforms. En de uitspraak is een krachtig signaal aan het kabinet en de Europese Commissie: aan deze schijnconstructies moet een eind komen.
Door de platforms zelf – vaak grote multinationals – wordt platformwerk voorgesteld als het summum van innovatie en flexibiliteit. Met enkele klikken in de app aanvaard je een taak en ga je direct aan de slag. Ideaal voor een bijbaantje. Voor de meesten is maaltijdbezorging of het werk als chauffeur echter de belangrijkste bron van inkomen. Uber, Deliveroo en Helpling willen ons ondertussen laten geloven dat zij slechts een tussenpersoon zijn en platformwerkers als ware ZZP-ers te werk gaan.
In de praktijk bepaalt Uber de prijs en welke opdrachten een chauffeur aangeboden krijgt, kunnen chauffeurs geen bezwaar maken tegen een slechte beoordeling en kunnen ze van de ene op de andere dag geen werk meer hebben. Onlangs werd in een andere rechtszaak Uber veroordeeld, omdat het algoritme op eigen houtje chauffeurs geen werk meer aanbood.
Uber kiest doelbewust voor een constructie van ‘schijnzelfstandigheid’, waarmee ze hun verplichtingen als werkgever voor een eerlijk loon, ziekteverlof en (sociale) verzekeringen ontduiken. Zo verloren door de coronacrisis veel platformwerkers van de ene op de andere dag hun inkomen en werd de keerzijde van de veelgeprezen flexibiliteit duidelijk: ze konden geen beroep doen op een vangnet.
Om te krijgen waar ze recht op hebben, moesten de Uberchauffeurs een lange juridische strijd voeren. Een strijd die er, zelfs na de uitspraak van gisteren, waarschijnlijk niet opzit. Het duurbetaalde leger advocaten van Uber deinsde er in het verleden niet voor terug om door te gaan tot bij het Europese Hof van Justitie. Deze rechtszaak is er namelijk één in een lange rij in Europa. In het overgrote deel krijgen de platformwerkers gelijk. Maar het kan toch niet zo zijn dat iedere groep zijn werknemersrechten via een rechtszaak moet krijgen? Zeker niet bij een zaak die zo helder is. Deze juridische uitputtingsstrijd kan niet blijven doorgaan. De politiek is aan zet. Er zijn duidelijke regels nodig en politiek doorzettingsvermogen om ze te handhaven.
Ten eerste door de bewijslast om te keren. Nu moeten platformwerkers aantonen dat ze werknemers zijn, in plaats van zelfstandigen. En daarvoor moeten ze een juridische strijd aangaan. Leg die verantwoordelijkheid bij de bedrijven zelf. Dat geeft platformwerkers meer kans voor hun rechten op te komen en ontmoedigt platformbedrijven om schijnconstructies door te zetten. Zo doorbreek je de ongebalanceerde machtsverhouding tussen individu en een groot bedrijf.
Daarnaast moeten heldere regels een halt toeroepen aan andere misstanden. Zo moet de tijd tussen twee opdrachten meegerekend worden als werktijd, mogen platforms niet verbieden dat je ook voor een ander platform werkt en moet er transparant zijn hoe het algoritme beslissingen neemt over prijs en taakverdeling. En platformwerkers moeten zich overal in Europa kunnen verenigen in vakbonden, iets waar nu soms een verbod op zit.
Platformwerk en de problemen die daarmee gepaard gaan zien we in heel veel landen en moeten we dan ook Europees aanpakken. Maar naast de Europese regels, kunnen we in Nederland ook al aan de slag. Door knopen door te hakken over wie wanneer een zelfstandige is. Door de Belastingdienst aan te sporen te gaan handhaven op schijnzelfstandigheid. Goede wetgeving en handhaving zijn niet alleen cruciaal voor platformwerkers zelf, maar ook voor de toekomst van de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid.
Zo kunnen platformbedrijven niet langer kosten ontduiken door zich te verschuilen achter de mythe dat de mensen die voor hen werken zelfstandigen zijn. En werkenden krijgen zo gewoon de rechten die ze verdienen, want of je nou offline of online werkt dat maakt niet uit; werken moet lonen voor iedereen.