In dit artikel beantwoorden we de negen meestgestelde vragen over Griekenland en de schuldencrisis in de eurozone.
- Hoe kon het zo misgaan met Griekenland?
- Waarom is het Griekse probleem ook een Nederlands probleem?
- Wie draagt de consequenties van de schuldencrisis?
- Maar de Grieken werken toch veel minder en gaan vroeg met pensioen?
- Waarom moeten Nederlandse belastingbetalers voor de Griekse puinhoop opdraaien?
- Wat moet er nu meteen gebeuren om de Griekse schuldencrisis te bezweren?
- Waarom zetten we Griekenland niet gewoon uit de euro?
- Hoe kunnen we voorkomen dat Italië, Spanje, België of andere eurolanden ook in de problemen raken?
- Hoe voorkomen we deze situatie in de toekomst?
- Waarom heeft de extra eurotop van eind juli geen rust gebracht?
1. Hoe kon het zo misgaan met Griekenland?
Het omvallen van Lehman Brothers in 2008 veroorzaakte de kredietcrisis. Die mondde uit in een wereldwijde bankencrisis en een economische recessie. Europese landen zagen zich genoodzaakt hun banken te redden, waardoor de gemiddelde staatsschuld van de landen in de Europese Unie van zestig procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) steeg naar meer dan tachtig procent van het BBP.
Voor Griekenland kwam die klap te hard aan om haar bestaande problemen te boven te komen. De staatsschuld bedroeg voor de crisis al bijna honderd procent van het BBP en met de begrotingscijfers bleek Griekenland grof te hebben gesjoemeld, waardoor de werkelijke situatie nog ernstiger was. Het land kampt met massale belastingontwijking en een slechte concurrentiepositie.
Het vertrouwen van de markten dat Griekenland nog zelfstandig zijn schuld zou kunnen terugbetalen verdween plotseling. Tot die tijd zagen de markten niet in hoe ernstig de situatie feitelijk was en kon Griekenland tegen een laag rentepercentage geld lenen. Nu schoten de rentepercentages voor nieuwe leningen omhoog tot recordhoogtes. Alleen met financiële steun van de Europese Unie en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) kon voorkomen worden dat Griekenland failliet ging.
Vervolgens verloren beleggers ook het vertrouwen dat Ierland en Portugal hun staatsschuld zelfstandig zouden kunnen financieren. Ook deze landen moesten gesteund worden met leningen van de EU en het IMF. De problemen in deze landen zijn echter anders en van een andere orde van grootte dan in Griekenland. Als er een oplossing voor het Griekse probleem komt, is er een goede kans dat Ierland en Portugal er met hervormingen weer bovenop komen en hun leningen kunnen terugbetalen.
De grote klap veroorzaakt door de financiële crisis maakte een ander probleem zichtbaar: de landen met de euro delen een gemeenschappelijke munt, terwijl een gezamenlijk fiscaal en economisch beleid goeddeels ontbreekt. De onrust op de markt is te wijten aan een gebrek aan vertrouwen dat Europese politici gezamenlijk uit de crisis komen. Dat wordt duidelijk als je bedenkt dat de staatsschuld in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië hoger zijn dan de gemiddelde staatsschuld van de eurozone als geheel. Daar leiden hoge schulden niet tot een direct gebrek aan marktvertrouwen.
2. Waarom is het Griekse probleem ook een Nederlands probleem?
De Europese economieën zijn de afgelopen decennia zo verweven dat instabiliteit in het ene land direct effect heeft in het andere. Neem bijvoorbeeld de Nederlandse pensioenfondsen die miljarden investeren en beleggen in andere bedrijven en in obligaties van andere eurolanden. Als Griekenland failliet gaat, gaat dit geld (deels) verloren. Het totaal aan Nederlandse uitstaande beleggingen in Griekenland is relatief klein. Maar een failliet van Griekenland kan een groter gevaar opleveren voor andere eurolanden die ook onder een hoge schuldenlast gebukt gaan. Zwakke banken of overheden van grotere landen die verliezen lijden komen dan in gevaar. Als de schuldencrisis zich uitbreidt, komt steeds meer Nederlands geld in gevaar.
Minstens zo ernstig voor Nederland is het risico op het uiteenvallen van de eurozone als de Europese Unie niet in staat blijkt om het vertrouwen van de markten te herwinnen. De euro levert ons welvaart op en is van groot belang voor de Nederlandse rol in een globaliserende wereld. De euro en de interne markt leveren per Nederlandse inwoner zo'n tweeduizend euro per jaar per op. De euro versterkt de internationale concurrentiepositie, voorkomt wisselkoersschommelingen binnen Europa en bevordert de handel.
Een terugkeer naar de gulden kan een direct welvaartsverlies van tien procent betekenen voor Nederland: we zouden dan met z'n allen zestig miljard euro minder verdienen per jaar. Het uiteenvallen van de euro zal het vertrouwen in de Europese economie een hardere klap toebrengen dan de crisis in 2008. De stagnerende economie kan Nederland jarenlange economische groei kosten die gepaard gaat met een verlies aan koopkracht en banen. Niemand kan met zekerheid voorspellen hoe hard de klap zou zijn, maar dat Europa en Nederland miljardenschade zouden lijden is harde economische logica.
3. Wie draagt de consequenties van de schuldencrisis?
Tot dusverre wordt de schuldencrisis via overheidsbezuinigingen afgewenteld op de bevolking en op toekomstige generaties. Dat komt doordat in heel Europa de publieke sector het eerst en het hardst wordt aangepakt, en niet de financiële instellingen en markten. Het gevolg zijn bezuinigingen op sociale voorzieningen en publieke investeringen in bijvoorbeeld onderwijs, sociale voorzieningen en infrastructuur.
In de landen die noodsteun hebben aangevraagd zijn de consequenties voor de bevolking extra hard. Om noodsteun te krijgen moet Griekenland in drie jaar tijd dertig miljard bezuinigen. Dat is een ongekend hoog bedrag. Ter vergelijking: in Nederland met een economie die ruim tweeënhalf keer zo groot is zouden een vergelijkbaar bezuinigingspakket vijfenzeventig miljard in drie jaar bedragen. Nu bezuinigen we in Nederland achttien miljard in vijf jaar.
4. Maar de Grieken werken toch veel minder en gaan vroeg met pensioen?
Gemiddeld werken Grieken zevenhonderd uur per jaar méér dan Nederlanders. De gemiddelde leeftijd waarop Grieken met pensioen gaan ligt met tweeënzestig jaar precies even hoog als in Nederland. Ook hebben Grieken evenveel vakantie als Nederlanders. Luiheid is dus niet de oorzaak van de problemen in Griekenland. Wel ligt de productiviteit per gewerkt uur te laag en zijn de lonen te hard gestegen in verhouding tot de productiviteit. Daardoor is het importeren van producten uit Griekenland minder aantrekkelijk voor andere landen.
Dat de Grieken een prijs betalen is terecht voor zover de problemen zijn terug te voeren op wanbeleid van een democratisch gekozen regering. Griekenland heeft op te grote voet geleefd met een te groot overheidsapparaat en met belastingontwijking op grote schaal. Maar het zou rechtvaardig zijn wanneer ook de financiële instellingen een groot deel van de consequenties zouden dragen, aangezien zij de hoofdveroorzakers van de schuldencrisis zijn. GroenLinks pleit daarom voor een financiële transactietaks die banken en andere grote financiële spelers laat meebetalen voor de geleden schade.
5. Waarom moeten Nederlandse belastingbetalers voor de Griekse puinhoop opdraaien?
Politici moeten eerlijk zijn: de financiële crisis, het redden van banken en vervolgens het redden van zwakkere eurolanden heeft een prijs. Een gratis oplossing voor Nederland bestaat niet. We hebben twee keuzes: de euro redden tegen de prijs van noodleningen of de euro laten vallen tegen een nog hogere prijs. Hoe daadkrachtiger en sneller wordt opgetreden, hoe goedkoper de oplossing voor Nederland zal zijn. Een jarenlange recessie kost miljarden en een grote terugslag in het welvaartsniveau. De kosten die gemaakt moeten worden om dat te voorkomen, zijn vele malen lager.
GroenLinks vindt dat belastingbetalers in Nederland en de rest van Europa zoveel mogelijk gespaard moeten blijven van het betalen voor de schuldencrisis. Om de geleden schade eerlijker te verdelen en de bezuinigingen in zowel de noodlijdende als de helpende landen dragelijker te maken, moet de financiële sector publieke inkomsten genereren via een Europese heffing op financiële transacties. De opbrengsten van deze heffing, die op minimaal tweehonderd miljard euro per jaar worden geschat voor de eurozone, kunnen onder meer gebruikt worden voor het vullen van het Europese reddingsfonds.
In ruil voor de schade die Nederland en andere eurolanden lijden door de problemen in zwakke eurolanden, worden die landen gedwongen tot zeer ingrijpende bezuinigingen en hervormingen. Het is dus een mythe dat Nederland opdraait voor de schade terwijl de Grieken er gemakkelijk vanaf komen.
Landen als Nederland en Duitsland hebben daarnaast een verantwoordelijkheid voor het redden van de euro omdat die munt de afgelopen jaren sterk in hun voordeel heeft gewerkt. De exporteconomieën van Nederland en Duitsland hebben hun loonkosten jarenlang minder laten stijgen dan landen als Griekenland, Portugal en Spanje. Doordat ze dezelfde munt hanteren betekent dit dat de minder competitieve landen goederen vanuit met name Duitsland importeren, gedeeltelijk gefinancierd door krediet met lage rentes in de eurozone. Het gebrek aan economische afstemming op Europees niveau heeft ertoe geleid dat er een scheve verhouding ontstond in de import en export van landen ten gunste van Duitsland en Nederland. Deze landen hebben met hun exportoverschot bijgedragen aan de schuldenberg in Zuid-Europa.
6. Wat moet er nu meteen gebeuren om de Griekse schuldencrisis te bezweren?
De schuld van Griekenland is onhoudbaar hoog. Ook met noodleningen blijft de rentelast van Griekenland te hoog om de schuld zelfstandig te kunnen wegwerken. Er is daarom geen andere uitweg dan een deel van de schuld kwijt te schelden tot op het niveau waarop Griekenland redelijkerwijs de rentelast weer zelf kan opbrengen. Een herstructurering van de Griekse schuld moet op een zo geordende en eerlijk mogelijke manier gebeuren.
Houders van Griekse obligaties moet een keuze worden voorgelegd: zij kunnen hun obligaties inruilen voor een gedeelte van de oorspronkelijke waarde (bijvoorbeeld de helft) of de obligaties in looptijd verlengen tegen een lagere rente. Het Europese noodfonds kan de nieuwe obligaties garanderen en de waarde ervan kan gelinkt worden aan het economisch herstel van Griekenland.
Partijen die obligaties houden lijden verlies, maar een grotere chaos waarbij houders van Griekse obligaties zonder aankondiging nog grotere verliezen lijden wordt voorkomen. Omdat beleggers er uit eigenbelang zelf voor kiezen hun obligaties in te ruilen, hoeven verzekeringen tegen een Grieks failliet niet uitbetaald te worden. Daarmee worden grotere risico's voor het financiële systeem vermeden.
Het vervangen van een deel van nationale leningen door Europese leningen kan een herstructurering eenvoudiger maken. Dergelijke Euro-obligaties worden gegarandeerd door alle eurolanden samen. Ze zijn goed verhandelbaar en betrouwbaar en daarom verkrijgbaar tegen een lage rente. Beleggers kunnen worden uitgenodigd om Griekse obligaties tegen marktwaarde in te ruilen voor euro-obligaties. Zij lijden dan verlies, maar krijgen er zekerheid voor terug.
Bezuinigen en hervormen is de kreet die Europese leiders tot nu toe steeds hebben herhaald. Griekenland moet inderdaad vol aan de bak om de begroting en economie op orde te brengen. Maar er is een grens aan wat van de Grieken gevraagd kan worden. Om voldoende draagvlak voor snelle hervormingen te krijgen moeten niet alleen lage inkomens de prijs betalen, maar vooral rijke Grieken die profiteerden van de jaren waarin Griekenland boven zijn stand leefde worden aangepakt. Ook kan eerlijker worden bezuinigd door de hoge defensie-uitgaven terug te dringen. Belastingontwijking moet, desnoods met dwingende hulp van Europese inspecteurs, hard worden aanpakt.
Met alleen bezuinigen komt Griekenland er niet bovenop. Griekenland en andere crisislanden moet een economisch perspectief geboden worden. Niemand is gebaat bij de langdurige economische stagnatie die volgt als Griekenland jarenlang niet kan investeren. De Europese Unie moet ruimte bieden voor (Europese) investeringen in duurzame groei, bijvoorbeeld door het stimuleren van zonne-energie in Griekenland.
7. Waarom zetten we Griekenland niet gewoon uit de euro?
Als we opnieuw voor de keuze stonden om Griekenland tot de eurozone te laten toetreden, zou het beter zijn dat niet te doen. Maar de eurozone verlaten is een hele andere vraag. Terug naar de drachme is absoluut geen oplossing. De drachme zou devalueren, maar de staatsschuld van Griekenland zou in euro's blijven bestaan en dus onmogelijk terug te betalen zijn. Dat geldt ook voor de schulden van Griekse banken en bedrijven.
Een bericht dat Griekenland uit de euro stapt, heeft tot direct gevolg dat mensen hun geld uit Griekenland weghalen, waardoor banken meteen omvallen. Een terugkeer naar de drachme zou daarmee een feitelijk failliet voor Griekenland betekenen. De andere landen van de eurozone verliezen hun uitstaande leningen aan Griekenland waardoor hun staatsschuld en bankenstelsel direct getroffen wordt. De hele eurozone kan hierdoor in de val van Griekenland worden meegesleept.
Wanneer een land de muntunie verlaat ontstaat direct een vertrouwensprobleem voor de euro. Als de eurozone als geheel al niet in staat is om problemen met een klein land als Griekenland te overkomen, hoe kunnen markten dan nog vertrouwen in andere eurolanden? De euro verliest zijn status als sterke munt op de kapitaalmarkten. Het speculeren op het failliet van andere landen met een hoge staatsschuld wordt nog aanlokkelijker. Mensen die zeker willen zijn van hun zaak zetten hun kapitaal om in Amerikaanse dollars, Zwitserse franken of Deense kronen. De chaos op de Europese markten kan een crisis veroorzaken die vele malen erger is dan de crisis veroorzaakt door het omvallen van Lehman Brothers. Het is daarom een mythe te denken dat we van de problemen af zijn als Griekenland de eurozone verlaat.
8. Hoe kunnen we voorkomen dat Italië, Spanje, België of andere eurolanden ook in de problemen raken?
Het is inmiddels ruim een jaar geleden dat Griekenland steun moest vragen bij de andere eurolanden. Europese leiders hebben een noodfonds opgericht en zijn er in geslaagd eerste hulp aan Griekenland te bieden. Nog steeds is het gevaar dat Griekenland de hele eurozone besmet nog niet definitief geweken. Ondanks talloze Europese toppen kunnen Europese leiders de financiële markten er tot nu toe niet van overtuigen dat ze samen uit de schuldencrisis zullen komen.
Dat dit een politiek falen is, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de staatsschuld van de Verenigde Staten, Groot-Brittannie of Japan als percentage van de economie groter is dan die van de eurozone als geheel. Als de Europese Unie als een blok achter haar munt gaat staan, is er geen reden om een hogere rente voor Griekenland te vragen dan voor de Verenigde Staten.
Om de markten duidelijk te maken dat de eurozone als geheel gezond genoeg is om geld aan te lenen en in te investeren, moet er zo snel mogelijk een gezamenlijk plan komen voor het verminderen van de Griekse schuld tot een gezond niveau (zie vraag 5). Hoe langer dat plan uitblijft hoe langer de onzekerheid voortduurt en het risico op besmetting naar andere landen groeit. Behalve een geordende herstructurering geeft ook het verhogen van het beschikbare bedrag in het noodfonds een signaal af aan markten, dat speculeren tegen landen van de eurozone zinloos is.
9. Hoe voorkomen we deze situatie in de toekomst?
De monetaire unie is onhoudbaar gebleken zonder fiscale en economische coördinatie op Europees niveau. We kunnen dus niet verder op dezelfde manier als het afgelopen decennium. De keuze die voor ons ligt is tussen Europese desintegratie, terug naar de gulden, drachme en D-mark, of het behoud van de euro en meer Europese integratie om de muntunie op een echt Europees fundament te baseren.
De eerste keuze maakt van Europa een onbeduidend continent en werpt de Europese economieën terug in de geschiedenis. GroenLinks kiest daarom voor het toekomstbestendig maken van de euro. Zowel de instituties van de Europese Unie als wetgeving voor de financiële sector moet daarvoor aangepast worden.
De hervormingen die nodig zijn in de architectuur van de Europese Unie:
- Een bindende Europese controle op de begrotingen van EU-landen. Bij de dreiging van onhoudbare tekorten en schulden moet de Europese Commissie kunnen corrigeren zonder dat landen elkaar voor sancties kunnen behoeden. De Commissie mag zich niet blindstaren op de 3%-norm: in tijden van crisis is het onverstandig als veel eurolanden tegelijk gaan bezuinigingen. Dan blijft het economisch herstel uit en lopen de overheidsschulden alleen maar op.
- Een bindende Europese controle op economische onevenwichtigheden in de eurozone. Bij te grote exportoverschotten of -tekorten moeten landen aanbevelingen van de Europese Commissie opvolgen. Landen met een exportoverschot zouden bijvoorbeeld hun (groene) investeringen aan moeten zwengelen.
- In de Europese langetermijnstrategie voor duurzame, sociale en innovatieve groei (EU2020) hebben de EU-landen afgesproken te zullen investeren en hervormen. Doen zij dat onvoldoende, dan moet de Europese Commissie de mogelijkheid hebben om landen te corrigeren.
- Een permanent noodfonds. Het Europees Stabiliteitsmechanisme zou moeten worden versterkt door het de mogelijkheid te geven om te lenen bij de Europese Centrale Bank.
- Belastingcoördinatie op EU-niveau om te voorkomen dat landen elkaar beconcurreren met de laagste belastingen voor bedrijven, waardoor de belastinginkomsten als geheel achterblijven.
- De Europese Unie krijgt de bevoegdheid om gezamenlijke obligaties uit te schrijven om de schulden van eurolanden te financieren tot een gezond percentage (het stabiliteitspact schrijft zestig procent van het BNP voor). Omdat alle eurolanden garant staan voor deze euro-obligaties en de obligaties goed verhandelbaar zijn hoeven de eurolanden hierover minder rente te betalen. Daarentegen zullen de meeste eurolanden een veel hogere rente moeten betalen voor het deel van hun schuld dat zij niet via de EU kunnen financieren. Zo krijgen zij een sterke prikkel om hun staatsschuld terug te dringen. Euro-obligaties combineren schaalvoordelen, solidariteit en begrotingsdiscipline.
- Het verbeteren van de democratische legitimiteit van economische besluiten die op Europees niveau genomen worden: een sterkere rol voor nationale parlementen en het Europees Parlement.
De stappen die nodig zijn om de financiële markten te reguleren:
- Het invoeren van een Europese financiële transactietaks. Naar schatting kan een kleine heffing op financiële transacties van banken en investeerders de eurozone tweehonderd miljard per jaar opleveren. Een dergelijke belasting remt speculatie af en zorgt ervoor dat de financiële sector bijdraagt aan het oplossen van de crisis. Een deel van de opbrengst kan gebruikt worden voor het vullen van het permanent Europees reddingsfonds.
- Een hervorming van de Europese bankensector zodat het failliet van een zakenbank niet langer een systeemrisico is waardoor overheden moeten inspringen.
- Hogere kapitaalbuffers voor banken en regelmatige stresstests van Europese banken zodat ze bestand zijn tegen crisissituaties.
- Het tegengaan van kortetermijnspeculatie op het failliet van eurolanden, waardoor de rente op staatsobligaties van landen in problemen kunstmatig hoger wordt. Het Europees Parlement wil het speculanten verbieden om een verzekering tegen het failliet van landen af te sluiten als zij geen onderliggend belang bezitten (zoals staatsobligaties) dat zo'n verzekering (credit default swap) rechtvaardigt. De Raad van Ministers moet dit standpunt overnemen.
- Kredietbeoordelaars die verantwoordelijk zijn voor het inschatten van de kredietwaardigheid van eurolanden moeten volstrekt onafhankelijk zijn van partijen die belang hebben bij de beoordelingen. Het oligopolie van drie Amerikaanse kredietbeoordelaars moet worden doorbroken, onder meer door de oprichting van een Europese kredietbeoordelaar. Europese en nationale wetgeving mag niet langer voorschrijven dat het oordeel van een kredietbeoordelaar gevraagd of gevolgd wordt, wanneer financiële instellingen – zoals de Europese Centrale Bank – in staat zijn om hun eigen risico-inschattingen te maken.
10. Waarom heeft de extra eurotop van juli 2011 geen rust gebracht?
Op 21 juli kwamen de leiders van de eurolanden bijeen om crisismaatregelen te nemen. Besloten werd dat het euronoodfonds meer bevoegdheden zou krijgen, zoals het preventief opkopen van staatsobligaties en het herkapitaliseren van banken in nood. Dit zou moeten voorkomen dat financiële markten het vertrouwen verliezen in andere eurolanden. Al kort na dit besluit van de regeringsleiders van de eurolanden doorzagen de financiële markten de zwakte ervan: voordat de nieuwe bevoegdheden gelden, moeten 17 parlementen ermee instemmen. Die parlementaire steun is in veel landen allerminst zeker. Alleen een noodfonds dat Europees gecoördineerd en gecontroleerd wordt, heeft de nodige effectiviteit.
Tijdens de top werd niet besloten om het noodfonds op te hogen terwijl voor iedereen duidelijk is dat het maximale bedrag aan noodleningen onvoldoende is om grote landen te steunen als dat nodig blijkt. Het was alleen dankzij het opkopen van Italiaanse en Spaanse staatsobligaties door de Europese Centrale Bank (ECB) vanaf eind augustus dat deze grote landen hun staatsschuld zelfstandig konden blijven financieren. In plaats van kritiek te leveren, mogen politici de ECB dankbaar zijn dat dankzij deze reactie totale chaos uitbleef. Maar het is niet gewenst dat de ECB een politieke rol op zich neemt door landen in ruil voor de noodinterventies tot hervormingen te manen. Deze politieke macht moet bij de Europese Commissie liggen en door het Europees Parlement gecontroleerd worden.
Op de top van 21 juli werd eveneens een plan gemaakt om Griekenland uit de acute problemen te helpen. De uitstaande leningen werden van lagere rentes en langere looptijden voorzien. De private sector werd aangeboden om een deel van hun leningen af te schrijven of om te wisselen in nieuwe Griekse obligaties met een langere looptijd. In deze licht vorm van herstructurering namen private financiële instellingen met Griekse obligaties een verlies van ongeveer 20%. De totale schuldenlast van Griekenland wordt hierdoor slechts beperkt minder. De hoge rentelasten in combinatie met sombere economische perspectieven voor Griekenland voeden de onzekerheid of schuldeisers hun geld terug krijgen. Er moet daarom haast gemaakt worden met investeringen, hervormingen en belastinginning in de Griekse economie. Voorlopig lijkt het erop dat de eisen aan financiële steun de economie volledig lamleggen waardoor de perspectieven nog slechter worden.
Het besluit tot een tweede pakket aan noodleningen staat op losse schroeven. Alleen als Griekenland aan de harde bezuinigingseisen voldoet, maakt het daarop kans. Nationale discussies bijvoorbeeld over onderpand voor de lening en over een voortijdig Grieks failliet maken de financiële markten duidelijk dat noodzakelijke maatregelen voor een stabiele euro allesbehalve vanzelfsprekend zijn.