De Europese regeringsleiders komen donderdag en vrijdag samen in Brussel om hun standpunt te bepalen voor het Europese klimaat- en energiebeleid voor 2030. Het belang van deze eurotop is niet te overschatten omdat het ook de beleidslijnen uitzet richting de internationale klimaattop in Parijs volgend jaar. In dit artikel beantwoorden we de zeven vragen over het Europees klimaat- en energiebeleid.
- Welke doelen worden er bepaald?
- Hoe zit het met het emissiehandelssyteem (ETS)?
- Hoe is de 'inspanning' tussen EU-landen verdeeld?
- Waarom is de discussie over de doelstellingen zo belangrijk?
- Wat vindt GroenLinks?
- Hoe staat de Nederlandse regering in het 2030-debat?
- Wat vindt het bedrijfsleven?
1. Welke doelen worden er bepaald?
De Europese Commissie stelt voor om over drie doelstellingen voor 2030 afspraken te maken:
- Het verminderen van de CO2-uitstoot
- Het vergroten van het opwekken van duurzame energie in Europa
- Zorgen voor energiebesparing
De discussie tussen de Europese regeringsleiders zal ten eerste draaien om de percentages: hoeveel energiebesparing, duurzame energie en CO2-reductie bereiken we in 2030? Daarnaast zijn de EU-landen het nog niet eens over de mate waarin de Europese doelstellingen vertaald moeten worden in nationale doelstellingen. Tenslotte is er nog onenigheid over de vraag of deze doelstellingen binden of indicatief moeten zijn.
Uit uitgelekte documenten blijkt dat de EU-landen geen probleem zullen hebben met het vaststellen van de percentages. Zoals het er nu naar uitziet kiezen de regeringsleiders voor een bindende 27 procent voor duurzame energie, een niet bindende 30 procent voor energiebesparing en een bindende 40 procent voor CO2-reductie.
2. Hoe zit het met het emissiehandelssyteem (ETS)?
De ruggengraat van het Europese klimaat- en energiebeleid is het emissiehandelssysteem ETS. Energiebedrijven en grote industriële bedrijven moeten rechten kopen voor het uitstoten van CO2. Hoe minder CO2 een bedrijf uitstoot, hoe minder rechten het hoeft te komen, althans in theorie. Door de economische crisis en door teveel gratis weggegeven rechten is de markt ingestort, de prijs op CO2 is veel te laag om een echte stimulans te zijn om minder CO2 uit te stoten. Het totaal aantal beschikbare rechten neemt nu jaarlijks met 1,7 procent af, door een hoger doel voor CO2-reductie vast te stellen gaat dat waarschijnlijk naar 2,2 procent.
Voor alle sectoren die niet onder ETS vallen geldt een zogenaamde 'gedeelde inspanning', daaronder vallen sectoren als landbouw, transport, bouw en afvalverwerking. Een aantal EU-landen willen, onder aanvoering van Denemarken, dat de transportsector ook deel gaat nemen aan ETS, maar dit idee stuit op weerstand bij andere lidstaten. Door de huidige, lage, CO2-prijs is niet de verwachting dat deze verschuiving leidt tot daadwerkelijke CO2-reductie.
Volgens voorlopige conclusies die al uitgelekt zijn, zullen de niet-ETS-sectoren hun uitstoot met 30 procent moeten terugbrengen, de sectoren met ETS met 43 procent.
3. Hoe is de 'inspanning' tussen EU-landen verdeeld?
Een discussie die nog volledig openstaat, is de lastenverdeling tussen de EU-landen onderling. De 'armere' EU-landen met lage inkomens, hebben op basis van een solidariteitsprincipe recht op compensatie. De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Maar wie zijn de sterkste schouders en hoe zwaar zijn de lasten die ze moeten dragen?
De EU-landen met lage inkomens, Polen voorop, pleiten voor zoveel mogelijk compensatiemaatregelen. Rijkere landen willen juist de lasten zo gelijk mogelijk verdelen. Een twistpunt is bijvoorbeeld de hoeveelheid extra emissierechten sommige lidstaten mogen veilen om hun ETS-sectoren te ondersteunen. Het bruto binnenlands product (BBP) per hoofd van de bevolking bepaalt welke landen hier recht op hebben. Tijdens de eurotop moeten de EU-landen besluiten hoeveel extra emissierechten geveild mogen worden en op basis van welke voorwaarden.
Daarnaast moet er ook een besluit genomen worden over sectoren die niet aan ETS meedoen. Hier bepaalt het BBP per hoofd van de bevolking welke CO2-reductiedoelstelling een EU-land krijgt. Volgens de laatste berichten zullen deze nationale doelstellingen variëren van 0 procent tot 40 procent.
Tot slot is er een groot aantal EU-landen dat het huidige overschot aan emissierechten die tot 2020 gebruikt mogen worden, mee wil nemen naar de periode 2021-2030. Dat zijn er inmiddels zoveel dat de 40 procent CO2-reductie op papier, in de praktijk maar 26 procent zal blijken.
4. Waarom is de discussie over de doelstellingen zo belangrijk?
De besluiten die deze week genomen zullen worden, hebben een grote impact op de Nederlandse en Europese economie. Daarbij zijn ze van groot belang voor het nieuwe internationaal klimaatakkoord dat eind 2015 in Parijs afgesloten zal worden. De uitkomst van deze discussie zal bepalen hoe de Europese Unie daar aan de onderhandelingstafel zal zitten. De vooruitstrevendheid van het Europese klimaatbeleid zal beslissend zijn voor de bereidheid van andere landen om zich ook aan hogere doelstellingen te binden.
Het belang van een ambitieus klimaatakkoord in Parijs kan moeilijk overschat worden. Het is een cruciale stap die nodig is om klimaatverandering niet verder op te laten lopen dan twee graden. Dat is de maximale temperatuurstijging waarbinnen volgens de wetenschap de gevolgen van klimaatverandering enigszins te overzien zullen zijn.
5. Wat vindt GroenLinks?
De doelstellingen die nu op tafel liggen zijn niet genoeg om klimaatverandering binnen de twee graden te houden. De EU heeft zich al gecommitteerd aan een CO2-reductie van minstens 80 procent in 2050. Door nu voor een lage doelstelling van min 40 procent voor 2030 te gaan, blijft er een enorme opgave achter voor de laatste 20 jaar. Hiermee zadelen de huidige EU-leiders de toekomstige generatie met een onmogelijk opdracht op.
Daar komt nog bij dat door allerlei boekhoudkundige trucs (Zie Hoe zit het met het emissiehandelssyteem?) de 40 procent in werkelijkheid slechts een afname van 26 procent zal zijn. Het ziet er namelijk naar uit dat het huidige overschot aan emissierechten meegenomen mar worden naar de periode 2021-2030. Kortom: het huidige voorstel mist elke vorm van ambitie.
De twee doelstellingen op het gebied van energiebesparing en duurzame energie zijn verder van groot belang om de Europese geopolitieke onafhankelijkheid terug te winnen. De EU importeert meer dan de helft van haar fossiele brandstoffen (40 procent van het steenkool, 60 procent van het aardgas en 80 procent van de olie), het overgrote deel uit Rusland. De crisis in Oekraïne toont aan hoe belangrijk het is om de Europese afhankelijkheid van staten met een twijfelachtige reputatie terug te dringen.
De doelstellingen zijn, naast klimaatverandering en energieonafhankelijkheid, ook noodzakelijk om de overgang naar een groene economie te stimuleren. Het investeren in duurzame energie en energiebesparing creëert nieuwe, lokale en permanente banen.
6. Hoe staat de Nederlandse regering in het 2030-debat?
Tijdens zijn toespraak op 23 september bij de VN-klimaattop in New York klonk minister-president Mark Rutte nog vol ambitie. Uitspraken als “let's act now” en “forge an ambitious climate agreement', zette de toon van zijn speech. Ook pleitte Rutte voor een CO2-reductie van ten minste 40 procent.
Op 5 oktober maakt PvdA-partijleider Diederik Samson zich op zijn partijwebsite boos over het niet halen van de energiedoelen uit het Energieakkoord. Samson stelt dat de doelen een absoluut minimum zijn. De fractievoorzitter maakt zich zorgen om de welvaart van Nederland en de toekomst van onze kinderen. Nederland moet de wereldwijde koploper van duurzame technologie worden. Vooruitstrevende doelstellingen zullen Nederland honderdduizenden extra banen opleveren. Samson besluit zijn pleidooi met: “We zijn begonnen aan deze coalitie met grote verwachtingen. We zullen het kabinet houden aan het waarmaken ervan.”
Het blijken lege woorden van zowel Rutte als Samsom. Een gelekt document van de Europese Commissie toont dat Nederland tot de minder ambitieuze Europese lidstaten behoort als het gaat om de doelstellingen voor 2030.
Tijdens een overleg in de Tweede Kamer stelde de PvdA samen met coalitiepartner VVD dat Nederland moet inzetten op meer CO2-reductie, maar alleen als de rest van de wereld meedoet. Ook gaf het kabinet aan niet tegen te stemmen als de doelstelling voor duurzame energie niet bindend wordt. Verder stemde VVD en PvdA tegen de motie van Jesse Klaver (GroenLinks) en Gert-Jan Segers (ChristenUnie) om tijdens de EU-top voor een bindend energiebesparingsdoel van 30 procent te gaan.
De Nederlandse kabinet verschuilt zich achter een onlangs verschenen onderzoek van ECN en PBL dat stelt dat hogere doelen voor energiebesparing en hernieuwbare energie leiden tot hogere nationale kosten. Terwijl de onderzoekers zelf concluderen dat een aantal baten van hogere doelen (zoals betere luchtkwaliteit, groei in werkgelegenheid en grotere energieonafhankelijkheid) niet in ogenschouw zijn genomen.
7. Wat vindt het bedrijfsleven?
Een grote groep ondernemingen, waaronder Unilever, Philips, Ikea, Heijmans, ASN Bank en Eneco hebben een oproep aan de Europese lidstaten gedaan om tot ambitieuze klimaatdoelen te komen tijdens de eurotop. Volgens de bedrijven is een bindende doelstelling van 40 procent energiebesparing, 40 procent duurzame energieopwekking en veel meer dan 40% CO2-reductie noodzakelijk om klimaatverandering een halt toe te roepen. De bedrijven stellen dat drie sterke doelstellingen een voorwaarde zijn om de ontwikkeling van duurzame energie en energiebesparing te versnellen, te komen tot een grotere energieonafhankelijkheid en duurzame economische groei en meer groene banen veilig te stellen.