Nog uitpuffend van de metro- trein- en busreis en de twintig deadlines die ik die middag moest halen, zit ik in mijn eentje aan de bar van Wijkcentrum De Ringvaart, wanneer de eerste bezoekster naar binnenstapt: een vrouw met kort grijs haar, in een shirt met panterprint, met een eigenwijs rood brilletje. Ze lacht naar me en komt naast me zitten.
Ze is net zo moe als ik. Ze heet Ella, ze is 61 en ze heeft haar hele volwassen leven gewerkt in de verpleging. 'Sinds mijn zeventiende,' lacht ze, 'dus reken maar uit.' Vroeger op de intensive care, tegenwoordig in de thuiszorg. Als klein meisje wilde ze al verpleegster worden.
'Ik kwam uit een eenvoudig milieu, mijn vader was postbode en toevallig was hij een man met een visie. Hij zei altijd: zorg dat je niet afhankelijk raakt van een man. Maar mijn leraar zei: 'Ga jij nou maar naar de huishoudschool, je mag allang blij zijn als je die af kunt maken.' Ik dacht: wat krijgen we nou?! Ik wilde gewoon de zorg in. Mijn vader zei: 'Nou, dan ga je dat gewoon doen.''