Wij hebben een plan om de landbouwsector te herzien op een manier die goed is voor consument, dier en planeet. Én voor de boeren. We zorgen voor een systeem waarin natuur en het boerenbedrijf hand in hand gaan. Met een beter verdienmodel, zodat de boer altijd een eerlijke prijs krijgt voor zijn producten.
Boer is de dupe van een oneerlijk systeem
Werkten er in 1990 in Nederland nog bijna 300.000 mensen op het boerenbedrijf, in 2016 waren dat er nog maar 172.000. En waren er in 1990 nog 125.000 boerenbedrijven, in 2019 waren dat er nog maar 53.000. Het aantal nam dus sterk af, maar de boerenbedrijven die overbleven namen in schaal enorm toe. Zo had in 1990 de gemiddelde melkveehouder veertig koeien, in 2016 was dat gegroeid tot bijna honderd koeien (en de honderd grootste bedrijven houden wel vijfhonderd koeien). Onder druk van de supermarkten en voedselverwerkers gingen de prijzen steeds verder omlaag. Soms worden producten zelfs ónder kostprijs verkocht.
Door handelsverdragen als CETA moeten boeren ook nog eens concurreren met buitenlandse producten die met lagere maatschappelijke eisen tot stand zijn gekomen. Schaalvergroting was daarom lange tijd de enige optie. Ook het landbouwbeleid van de afgelopen kabinetten was daar lange tijd op gericht: om in aanmerking te komen voor subsidies moesten boeren groeien en uitbreiden. Tegelijkertijd moesten boeren wel steeds voldoen aan nieuwe regels en (duurzaamheids)eisen. Toch gingen de inkomsten er niet op vooruit. Ondanks het alsmaar opschalen zit een normaal inkomen er voor veel boeren niet eens in. In 2016 werkten vier op de tien boeren voor minder dan het minimuminkomen.
Het is duidelijk: het systeem is oneerlijk en onhoudbaar. Steeds minder boeren produceren steeds méér, toch hebben veel boeren moeite om het hoofd boven water te houden. Dat moet anders.