Europarlementariër Bas Eickhout: “Hiermee zou er een CO2-prijs komen voor producten als staal, cement en kunstmest als die naar Europa komen. Dat voorkomt niet alleen het weglekken van CO2, ook voert het de druk op voor landen als China om de klimaatklok gelijk te zetten.”
De CO2-grensheffing, of ‘Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM), is een van de belangrijkste pijlers uit de Europese Green Deal. Tegenstanders van ambitieus klimaatbeleid hebben altijd gewaarschuwd voor de aantasting van de concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven. De grensheffing zorgt dat het speelveld wordt gelijkgetrokken. Zo moeten exporteurs naar Europa emissierechten kopen uit een nieuw, nog op te richten, onderdeel van het Europese Emissiehandelssysteem (ETS). Zo betalen ze dezelfde prijs voor hun uitstoot als bedrijven binnen Europa.
Gratis rechten
Voor een eerlijke werking moeten de gratis rechten die Europese bedrijven nu krijgen, worden afgebouwd. Ook omdat alleen zo wordt voldaan aan de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Eickhout: “Dit zal bij de hervorming van het ETS-systeem aankomend jaar een van de grote discussiepunten zijn. Bedrijven willen zo lang mogelijk vasthouden aan hun gratis rechten. Wij willen hier zo snel mogelijk vanaf, omdat betalen voor uitstoot stimuleert tot verduurzamen.”
Opbrengsten naar klimaatactie
Omdat de heffing ook bedrijven buiten Europa treft, worden de plannen daar met gemengde gevoelens bekeken. China is bijvoorbeeld erg kritisch en ziet het voorstel als protectionisme. “In het rapport zijn we daarom heel duidelijk. Allereerst moet de heffing een klimaatmaatregel zijn, geen barrière voor in- en export. Daarnaast stellen we voor de opbrengsten van de heffing niet alleen binnen Europa, maar ook daarbuiten te investeren in verduurzaming en klimaatadaptatie’’, laat Eickhout weten. Het rapport schat de opbrengsten 5 tot 14 miljard euro per jaar, afhankelijk van de vorm van de heffing. De opbrengsten moeten daarom deels gaan naar klimaatactie in ontwikkelingslanden en eilandstaten.
In maart volgt een stemming met het voltallig Europees Parlement. In juni komt de Europese Commissie met een wetsvoorstel, waarna het Europees Parlement en de EU-landen hun standpunt bepalen. Hierna volgen de onderhandelingen over de wet.