Woord vooraf

We keren even terug naar 1972, naar mijn allereerste stappen in de politiek. Het was als vrijwilliger, als student in Amsterdam. Het eerste rapport van de Club van Rome is net uit, en ik word ondergedompeld in het groene denken. Ik lees voor het eerst over de grenzen van onze planeet.

Net op dat ogenblik bundelt Keerpunt 72 de inhoudelijke ambities van de PvdA, D66 en de PPR, een voorloper van GroenLinks. Ik besluit om aan te sluiten bij de PPR. Niet veel later zijn ze al een coalitiepartner, als deel van de regering van premier Joop den Uyl, het meest progressieve kabinet dat Nederland ooit heeft gekend.

Keerpunt 72 was de basis voor beleid, voor actie, voor oplossingen. Dat sprak me destijds trouwens ook zo aan in de PPR. Het was een kleine, radicale partij maar wel al met een groot gevoel voor verantwoordelijkheid. Die eigenzinnige combinatie van radicaliteit en realisme is wat me vandaag nog altijd aanspreekt in GroenLinks.

Keerpunt 72 is dus niet bij woorden gebleven. Dit essay formuleert een vergelijkbare ambitie. Net als in 1972 ben ik enthousiast. Want er staat veel op het spel. Hoe gaan we ons land vormgeven na de coronacrisis? Krijgen we eindelijk een echte klimaatcoalitie aan het roer?

De auteur van dit essay kan daar een voortrekker van zijn. Nederland heeft Jesse Klaver de voorbije jaren leren kennen als een snel, slim, vlot en vinnig politicus. Wanneer je elke dag met hem kan samenwerken, weet je dat hij ook iemand is met een groot engagement en een sterke overtuiging, gepassioneerd door de inhoud, inclusief de cijfertjes en de details.

Jesse wil die sterke overtuigingen omzetten in actie, zoals dat destijds is gebeurd met Keerpunt 72. Sinds ik hem de eerste keer ontmoette heb ik dat verlangen bij hem alleen maar zien toenemen. Het is dus geen toeval dat juist Jesse nu dit essay schrijft.

Nederland heeft behoefte aan progressieve politici die een sterke overtuiging weten te koppelen aan een doeltreffende strategie. Ik wens Jesse dan ook veel succes. Bij de verkiezingen, maar ook voor de spannende tijden die hopelijk volgen, meteen na 17 maart.

Bram Van Ojik
Tweede Kamerlid en voormalig partijleider GroenLinks

Bram van Ojik
poster op roze achtergrond

Niet zomaar een poster

De poster hangt. Het is één van onze verkiezingsposters. Hij hangt op mijn werkkamer in Den Haag. Ik vind het altijd een bijzonder moment. Want dan weet je: de campagne is begonnen. 

De allereerste verkiezingsposter die ik ophing was er eentje van Paul Rosenmöller in 2001, een boegbeeld van onze beweging. Ooit was hij het eerste echte GroenLinks-parlementslid, vandaag is hij onze fractievoorzitter in de Eerste Kamer, terug van nooit weggeweest. Naast posters en panini-stickers van mijn favoriete Ajacieden had ik als tiener trouwens een hele collectie bekende politici op mijn kamer hangen. Ik heb het nooit eerder verteld, maar ik heb er zelfs eentje van Jan-Peter Balkenende. 

In 2010 hing de foto van Femke Halsema op mijn raam, de partijleider die mij de politiek inloodste, zoals ze vandaag als burgemeester onze hoofdstad door de moeilijke coronatijd gidst: vastberaden. Vier jaar geleden, in 2017, zocht ik de plakband voor een poster met mijn eigen hoofd en mijn eigen naam. Het was mijn eerste verkiezing als partijleider, een moment waar ik lang naar had toegewerkt. 

Op deze poster, in 2021, staat geen grote foto van mijn hoofd. Wel mijn voornaam. Maar niet alleen de mijne. Ook die van Lilliane Ploumen, Sigrid Kaag en Lilian Marijnissen, mijn collega-partijleiders, de lijsttrekkers van PvdA, D66 en SP. 

Het is niet het enige beeld dat jullie deze campagne van GroenLinks zullen zien, maar deze poster zegt wel bijzonder veel over de inzet van de campagne, over onze en mijn ambitie. Aan de basis liggen geen praktische of esthetische overwegingen, maar inhoudelijke. Die inhoudelijke redenen zal ik in dit essay uitgebreid toelichten. 

Bovenal is het een heel erg persoonlijke keuze. Het is niet zomaar een poster. Het staat symbool voor meer. Het is een keuze om anders aan politiek te doen, om deze campagne anders aan te pakken en vol in te zetten op progressieve samenwerking. Een keuze voor de campagne, maar die ik ook na 17 maart vorm wil kunnen geven, zeker als ik de kans krijg van de kiezer om daarin het voortouw te nemen. 

Want de Nederlanders zijn eerst aan zet. Zij beslissen op 17 maart wat mogelijk is.

Deze poster staat symbool voor meer

Van Vlissingen tot Groningen

Bij de verkiezingen van 2017 wilde ik als nieuwe fractievoorzitter vooral mijn partij weer groot maken. Na een moeilijke periode voor GroenLinks was dat ook nodig. Ik stak die ambitie niet onder stoelen of banken bij mijn aantreden in 2015:

“Wij mogen ons nooit laten vertellen dat iets onmogelijk is. Het tij in de samenleving keert. GroenLinks is een partij met een missie. Wij gaan Nederland veranderen.” 

We mogen best trots zijn op wat we als GroenLinks hebben bereikt sinds die grote woorden. Onze partij staat er weer. Net als groene partijen overal in Europa hebben we een trits aan verkiezingen gewonnen de afgelopen jaren. Nooit eerder zaten er zoveel groenen in de Tweede Kamer. Dat team heeft de afgelopen jaren stevige resultaten geboekt. Denk aan de Klimaatwet, de verduurzaming van het Groeifonds en het Woonakkoord met de beperking van de huurstijgingen en 450 miljoen euro voor leefbare wijken.   

We besturen in steden, in provincies, in de hoofdstad van ons land. Van Amsterdam tot Maastricht, van Vlissingen tot Groningen, in mijn geboorteplaats Roosendaal én in mijn nieuwe thuis Den Haag. Onze wethouders en gedeputeerden zijn aan de slag om het leven en de buurt van mensen aangenamer en groener te maken. 

GroenLinks is er om te blijven. We hebben een centrale rol veroverd in de Nederlandse politiek. Een politicus is er nooit voor de eeuwigheid, maar onze partij en ons gedachtegoed verdwijnt niet meer. We kunnen met vertrouwen naar de toekomst kijken. We maken deel uit van een groene golf die over Europa spoelt, een golf die de toekomst van ons continent mede zal bepalen. 

Mijn ambitie om als partij goed te scoren is ook deze keer weer groot. De Olympische gedachte “deelnemen is belangrijker dan winnen” is sympathiek, maar ze geldt niet voor verkiezingen. En zeker deze keer niet. Want er staat veel op het spel. Dus, sorry, collega-lijsttrekkers, ik wil 17 maart opnieuw heel wat zetels binnenhalen voor GroenLinks.

JEsse Meetup Afas

2021 is niet 2017

Toch kijk ik heel anders naar deze campagne dan in 2017. Deze verkiezingen gaan over veel meer dan de vraag hoeveel groenlinkse collega’s naast me zullen zitten in de Tweede Kamer. Mijn persoonlijke drive en mijn belangrijkste doelstelling zijn deze keer anders, fundamenteler. 

Ik wil progressief Nederland groter en sterker maken. Met de verkiezingen, maar nog belangrijker: ook na de verkiezingen. In de formatie, bij het schrijven van het regeerakkoord, in het beleid van de komende jaren. Progressief Nederland moet groter en beter worden qua impact, qua betekenis voor het leven van de Nederlanders. 

Want ik loop nu al een tijdje mee in Den Haag. In het voorjaar van 2010, aan de vooravond van mijn entree in de Tweede Kamer, schreef ik als twintiger aan de kandidatencommissie van GroenLinks: 

“Nederland verkeert in een economische crisis. Een uniek moment in de geschiedenis om de oude economie om te vormen tot een nieuwe: groen, inclusief, divers en vol eerlijke kansen. Het is tijd voor  idealistisch gedreven politici die een pragmatische moderniseringsagenda kunnen voeren.”

Meer dan tien jaar later, na drie regeringen met Mark Rutte aan het stuur, kan ik echter maar
één conclusie trekken. Dat GroenLinks de verkiezingen wint, is belangrijk, maar het is niet voldoende. Alleen wanneer progressieve politici de krachten bundelen, kunnen we Nederland echt veranderen. 

Deze keer pakken we het daarom anders aan. Ik wil op dit historische keerpunt geen klassieke campagne voeren. Want het gaat niet over mij of over ons op 17 maart, maar over Nederland. 

Wij voeren deze keer dus niet alleen campagne voor mij en voor GroenLinks. Met GroenLinks gaan we campagne voeren voor progressief Nederland, voor meer samenwerking, voor onze gedeelde waarden en ideeën. Wij zullen focussen op de overeenkomsten in plaats van telkens weer de verschillen uit te vergroten. 

Wellicht is dat een primeur, maar dan wel een waar ik bijzonder trots op ben. Als groenen in Europa houden we ervan om de vormen en gewoontes van de politiek en campagnes te veranderen. Hopelijk is het zelfs een blijvertje: campagne voeren met elkaar in plaats van altijd tegen elkaar. 

Jonge mensen die met de trein op reis gaan

Tijdperk na Corona

Uitzonderlijke tijden vragen om uitzonderlijke initiatieven. In 2010 werd ik jong Kamerlid middenin in de nasleep van de financiële crisis, ook zo’n ingrijpend moment. Vandaag maken talenten zoals Senna, Kauthar en Laura hun politieke debuut, tijdens de coronacrisis. 

Onze kandidaten staan te popelen om campagne te voeren, maar het moet noodgedwongen met de handrem op. Cafés zijn dicht, straten en pleinen vaak leeg en persoonlijk contact is moeilijk tot onmogelijk. Het is zo onnatuurlijk, zo onmenselijk, zo zwaar deze periode. We beleven met zijn allen de moeilijkste tijd voor Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog.

Corona maakt ons niet alleen fysiek en geestelijk ziek. Het virus werkt ook als een vergrootglas op wat er al langer mis gaat in onze samenleving. Mensen met flexibele contracten verliezen als eerste hun baan. Zelfstandigen missen inkomsten, zijn onverzekerd en leven vaak op de armoedegrens. Door de beperkingen waarmee ons onderwijs kampt, wordt de kansenongelijkheid vergroot.

Corona komt bovenop de bestaansonzekerheid waarmee heel wat landgenoten al langer kampen. Kijk naar de woningcrisis in ons land. Jongeren maken nauwelijks meer kans op een betaalbare woning. Werken betekent al veel langer niet altijd een zekere baan met een fatsoenlijke beloning. Ook voor corona ons land bereikte hadden heel wat Nederlanders het al bijzonder moeilijk. 

Het is wat hoogleraar Paul De Beer goed uiteenzet in een bijdrage voor de Wiardi Beckman Stichting, de denktank van de PvdA: “Dat de coronacrisis een unieke gebeurtenis is, mag ons niet in de verleiding brengen om te denken dat een economische crisis als de huidige een uitzonderlijke gebeurtenis is en dat daarna de ‘normale’ situatie weer terugkeert.” Ik ben het dus helemaal eens met zijn pleidooi voor een meer crisisbestendig sociaal beleid.

De sociale gevolgen van deze crisis bestrijden is niet voldoende. De lat voor progressieve politiek ligt hoger. Bestaansonzekerheid, armoede en ongelijkheid zijn in Nederland helaas niet uitzonderlijk. Het is geen tijdelijk fenomeen. Voor te veel Nederlanders is het altijd crisis, is het elke dag vechten om te overleven. Hen moeten we vooruit helpen in plaats van ze te beschouwen als potentiële fraudeurs. Na de toeslagenaffaire moet onze verzorgingsstaat mensen weer gaan behandelen als mensen: met vertrouwen en empathie.

Het bestrijden van ongelijkheid, in kansen, in inkomen, in vermogen is de komende jaren een grote opdracht, ook na het verdwijnen van het virus. Meer toekomstkansen voor iedereen is wat progressieve politiek kan betekenen. Het is een belofte die (sociaal)liberalen, sociaaldemocraten en groenen samen kunnen formuleren: een eerlijke samenleving, waarin mensen eigen keuzes kunnen maken, waar hard werken ook echt wordt beloond. De belofte dat het in Nederland niet uitmaakt wie je bent, maar enkel wat je doet. 

De sociale gevolgen bestrijden is niet voldoende

Charlotte, Jesse en Lisa

In vrede met de natuur

We hebben nu al meer dan een jaar te maken met corona. Vaak gaat het over crisisbestrijding, over testen en vaccins. Maar we hebben het veel te weinig over de fundamentele oorzaak van deze pandemie: de manier waarop wij als mensen omgaan met de natuur en met dieren.

Het virus is een zogeheten zoönose, een ziekte die van dier op mens is overgebracht. Het ontstaan en de ontwikkeling hebben nog maar eens aangetoond dat er geen muren staan tussen soorten. Het heeft ons terug in de natuur geplaatst. Het virus uit Wuhan is bij ons binnengevlogen, via Schiphol wellicht. Onderzoek laat zien dat de vleermuizen hun leefgebied rondom Wuhan konden uitbreiden als gevolg van klimaatverandering. In een voor een pandemie ongezien tempo bereikte het virus onze voordeur. En kwam het binnen.

De Belgische hoogleraar psychologie Paul Verhaeghe maakt dus terecht de vergelijking met de klimaatcrisis: “Een oorlog met de natuur is een oorlog met onszelf. Winnen zit er niet in. Het is net zo met klimaat. Als we een oorlog voeren tegen de toekomst, komt de natuur in opstand.” 

Inderdaad, beide crisissen hebben dezelfde oorzaak en ergens ook dezelfde oplossing: de negatieve invloed van de mensheid op de planeet drastisch beperken. We moeten weer vrede sluiten met de natuur, de balans herstellen, zorgen voor harmonie. De opdracht van een volgend kabinet is dus duidelijk: investeren in meer natuur, in meer groen en in een effectieve aanpak van klimaatverandering. Dat zijn we aan onszelf en aan onze kinderen verplicht. Juist door de coronacrisis is er behoefte aan massieve groene investeringen, als nieuwe werkgever, als banenmotor van een duurzame nieuwe economie. 

De coronatijd zonder horeca, cultuur en sport heeft het trouwens aangetoond: iedereen houdt van groen. De natuur is onze vriend. Groen in de buurt is onmisbaar. Het maakt ons gezond en gelukkig. We zijn met zijn allen nog meer gaan wandelen en fietsen. En, zodra het kon, stonden we massaal op al die sloten en plassen, met duizenden op het ijs, om te schaatsen, om in de natuur te zijn. 

De herontdekking van de natuur gaat samen met belangrijke stappen vooruit als het om klimaat gaat. Het is nog onvoldoende voor de klimaatwetenschap, maar er is wel reden tot klimaatoptimisme. Het meest trots was ik de afgelopen periode op de Klimaatwet die met een grote meerderheid in het parlement werd aangenomen – ik noemde hem al eerder. 

Die Klimaatwet kwam niet uit de lucht vallen. Het begon bij progressieve samenwerking met Diederik Samsom (PvdA) en kreeg nadien een vervolg in de samenwerking met het kabinet. Het maakt duidelijk: met GroenLinks aan het klimaatstuur, zij aan zij met de progressieve collega’s, is er veel mogelijk. 

Zonnestralen over een weide

Ideeënstrijd

Corona zorgt voor voortschrijdend inzicht. Je kan er niet omheen. Progressieve ideeën krijgen aanhang, soms vanuit onverwachte hoek. 

Het IMF en de Financial Times willen de rijken meer belasten. Vanuit zowat alle partijen in de Tweede Kamer klinkt er plots luid applaus voor de zorgsector. Enorme pakketten overheidssteun voor noodlijdende bedrijven: het kan plots allemaal wel. Zelfs werkgeversorganisatie VNO-NCW pleit nu voor brede welvaart en eerlijke belastingen. Dat maakt mij optimistisch over wat er mogelijk is. 

Maar is er ook reden tot scepsis, en al zeker tot alertheid. Als progressieve politici mogen we vooral niet gemakzuchtig worden. Tijdens de bankencrisis herontdekte rechts ook de noodzaak van een sterke overheid. Maar heel snel werd er overgegaan tot de orde van de dag, terug naar het economisme.

Commentatoren waarschuwen dus terecht voor een te grote stelligheid bij het maken van voorspellingen. “Het idee dat we hier als vanzelf beter uit zullen komen, omdat het virus ons een lesje heeft geleerd, is nonsens”, aldus Bas Heijne. De verleiding is groot om in de coronacrisis het begin van een nieuwe fase te zien, maar de ideeënstrijd is niet gestreden.

Het nieuwe begin komt er niet vanzelf. De menselijke drang om terug te keren naar het oude normaal is immers begrijpelijk. De conservatieve tegenkrachten in ons land zijn bovendien sterk, mondig en ze hebben vaak een directe lijn met partijen als de VVD en het CDA. 

Het conservatisme kan alleen maar overwonnen worden als we mensen overtuigen en verleiden met een betere toekomst, als progressieve politici zich samen inspannen voor dat alternatief, empathisch maar ook vastberaden. Er breekt dus eerst nog een periode aan van inspanning, dialoog, strijd en tegenwerking. Die ideeënstrijd barst nu los. Daar gaat deze campagne over.

Het nieuwe begin komt er niet vanzelf

Bouwen

Rekening van rechts

Na de financiële crisis van 2008 wist progressief Nederland geen overtuigend alternatief te presenteren voor het harde bezuinigingsbeleid. Ik was net Kamerlid toen Femke Halsema probeerde als partijleider een paarsgroene coalitie te formeren, een progressieve coalitie. Mark Rutte koos echter voor het CDA en een gedoogconstructie met de PVV van Geert Wilders. Het was het eerste van drie kabinetten Rutte. 

De Nederlandse samenleving heeft daar een hoge prijs voor betaald. Er werd zwaar bezuinigd en de lasten voor mensen met gewone inkomens vlogen omhoog. De salarissen van leraren en de politie kwamen jarenlang op de nullijn te staan. Voor de bazen aan de top van het bedrijfsleven was er geen grens. Verdiende de top van de honderd grootse AEX-bedrijven in 2007 nog 44 keer het modale salaris, in 2017 was dat al opgelopen naar 171 keer. 

Het was het standaardrecept sinds de jaren tachtig: lagere lasten voor bedrijven en hoge inkomens, loonmatiging voor gewone mensen. Het is het geloof in de heilzame werking van de markt: als je goed zorgt voor de bovenkant, druppelt de winst ook wel naar beneden. Het is een geloof, want het wetenschappelijk bewijs is omgekeerd. 

Ongelijkheid maakt ons ziek en ongelukkig. Het zorgt zelfs voor meer onveiligheid. Hoe meer ongelijkheid, hoe slechter voor de samenleving én voor de economie. Dat werd de afgelopen jaren uitgebreid gedocumenteerd door denkers zoals Richard Wilkinson en Thomas Piketty, onze gast in de Tweede Kamer in 2014. 

Het virus van het economisme heeft ons land ziek gemaakt, schreef ik wat later, in 2015, halverwege het tweede kabinet Rutte: 

“Alles maar dan ook alles wordt herleid tot een simpele rekensom. Wat geen prijs heeft, telt letterlijk niet mee. In het economisme kennen we van alles de prijs, maar zijn we vergeten wat van waarde is.”

Die analyse is vandaag nog altijd actueel, helaas. De publieke dienstverlening is afgebladderd. Wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg, wachtlijsten in de sociale woningbouw, een tekort aan leraren, te grote klassen, minder bibliotheken en minder openbare zwembaden in onze wijken. De publieke dienstverlening is steeds meer bedrijfsmatig georganiseerd. Afrekenbare doelstellingen, stopwatches en controle door managers. De zeggenschap van mensen die het werk doen is afgenomen, met hoge werkdruk en stress tot gevolg. 

De rekening van de financiële crisis is bij werknemers, gezinnen en mensen in armoede terecht gekomen. Die rekening, de rekening van jaren rechtse politiek, is door de burger betaald. Na de bankencrisis is een momentum gemist. Na corona moet dat anders. Na 17 maart kan dat ook anders. 

Grijpen we als progressief Nederland deze keer wel het momentum? Ik hoop het van harte. De tijd na corona is de afspraak van deze generatie progressieve politici met de geschiedenis. Daarop zullen wij in de toekomst worden afgerekend. 

Occupy Wall Street

De belofte van samenwerken

In de aanloop naar verkiezingen moet een politicus beloftes doen. Daar komt dan vaak hoon op als reactie. Ik begrijp dat. Te vaak zijn verkiezingsbeloftes niet waargemaakt en dat maakt mensen boos. Maar verkiezingen gaan juist over de belofte dat het anders kan. Die belofte formuleert GroenLinks ook. Omdat het anders kan en anders moet. Dat is hoop. En hoop is belangrijk, zeker in deze moeilijke tijden.

Een belangrijke reden waarom veel verkiezingsbeloftes uiteindelijk niet worden uitgevoerd is het gebrek aan samenwerking, een teveel aan concurrentie tussen partijen en politici. Een verkiezingsbelofte is maar geloofwaardig, als het ook samengaat met de ambitie en de openheid tot samenwerking.

Want veranderen doen we alleen samen. Alleen ga je sneller, maar samen raak je verder. Het is een cliché met heel veel waarheid. Alleen zijn we heel kwetsbaar, maar samen zijn we tot veel in staat. De coronacrisis heeft dat ook nog maar eens aangetoond.

Elke oplossing in deze crisis was een solidair product, een resultaat van samenwerking. Tussen ziekenhuizen die elkaar niet beconcurreren, maar elkaar helpen en patiënten overnemen. Tussen wetenschappers die hun kennis niet achterhouden, maar delen. Van buren die voor elkaar een boodschap doen of een pannetje soep brengen. Tussen ondernemers en hun medewerkers om een moeilijke periode door te komen. Tussen politiek en sociale partners om de economie overeind te houden.

Ik wil dus open en eerlijk zijn tegenover Nederland. Ja, GroenLinks is nodig voor verandering. Neen, alleen zal het ons niet lukken. Voor die verandering hebben wij partners nodig in de politiek. En het goede nieuws is: voor die verandering zien wij ook partners. 

Stembusakkoord

Ik pleit daarom openlijk voor een stembusakkoord tussen GroenLinks, D66 en PvdA, een heruitgave van Keerpunt 72, maar dan in 2021. Een stembusakkoord is een afspraak tussen partijen voor de verkiezingen. Voor zo’n stembusakkoord zoals in 1972 zal ik mij dus blijven inzetten, tot de allerlaatste minuut van deze campagne. Het zou immers een game changer betekenen. Maar het is geen doel op zich. Het is een middel om te komen tot meer samenwerking na de verkiezingen. 

Want daar draait het vooral om. Samenwerking tussen progressieve partijen zal sowieso onze leidraad zijn in de formatie, ook als er vooraf geen formeel stembusakkoord is. Dat pleidooi voor progressieve samenwerking is de essentie van dit essay, de basis van onze campagne: een aanzet geven voor Keerpunt 21. Het belangrijkste akkoord is het akkoord dat we willen bereiken na het sluiten van de stembussen, na de uitspraak van de kiezer.

De SP heb ik er graag bij, maar Lilian Marijnissen, een buitengewoon kundige en fijne collega, plaatst zelf vraagtekens bij die progressieve samenwerking. Dat is haar goed recht, net zoals ik andere progressieve partijen niet kan of wil verplichten. Hoewel het een publiek geheim is dat de klimaatstandpunten van de SP en hun visie op Europa progressieve samenwerking soms net moeilijker maken, beschouw ik hen toch vooral als een bondgenoot. Ook voor die samenwerking zal ik mij dus blijven inzetten. Voor regeren met de SP geldt wat GroenLinks betreft: met hen als het kan, zonder hen als het moet.

Het is hoogst ongebruikelijk om al in campagnetijd zo transparant te zijn over een formatiestrategie. Het is ook een risico. Maar omdat het zo cruciaal is voor de toekomst van Nederland, wil ik er geen enkel misverstand over laten bestaan. Wij willen samen optrekken met andere progressieve partijen. In ieder geval met de PvdA, D66 en, indien mogelijk, ook met de SP. 

Ik pleit daarom voor een stembusakkoord

4 lijsttrekkers

Balans herstellen

De verwantschap van GroenLinks met PvdA en D66 is niet vandaag geboren. Het staat niet voor de eerste keer gedrukt in dit essay. Die verwantschap gaat immers niet over personen en partijen, maar over programma en ideologie. Het is er vandaag, en het zal er nog heel lang zijn.

Sociaaldemocraten, (sociaal)liberalen en groenen zijn niet één familie, maar we zijn wel buren, als kinderen van de verlichting, progressief en modern. Als GroenLinksers zijn we van top tot teen progressief, met ons hoofd en met ons hart, maar we zijn tegelijk wel kritisch-modern, meer dan onze sociaalliberale en sociaaldemocratische vrienden. Vooruitgang is er om te koesteren, maar het mag ons niet blind maken voor de achterkanten van die vooruitgang: klimaatverandering en ongelijkheid.

Waar het klassieke ideologieën soms aan ontbreekt, is integraal en lange termijn denken. Groene politiek is op dat punt anders. Niet over de winst van het één boven het ander. Het gaat ons om het herstellen van de balans. De balans tussen economie en ecologie, individu en samenleving, ik en wij. We vormen samen een ecosysteem en dat ecosysteem is uit balans. Die balans willen wij herstellen. 

Die zorg om de toekomst bracht me bij DWARS, de jongeren van GroenLinks. Die zorg om de toekomst voegen we als groenen toe aan de historische kaders en prestaties van (sociaal)liberalen en sociaaldemocraten. Dat belangrijke verschil doet niets af van onze complementariteit, integendeel. 

Progressieve waarden als vrijheid, rechtvaardigheid en duurzaamheid zijn niet van elkaar te splitsen. Ze hebben elkaar nodig. Ze zullen elkaar realiseren. Duurzaamheid is juist een voorwaarde voor vrijheid en rechtvaardigheid. Duurzaamheid verruimt de toegang tot vrijheid en de kans op rechtvaardigheid voor de toekomstige generaties en voor mensen elders in de wereld.

Als GroenLinks en PvdA samen de pen vasthouden van het volgende regeerakkoord, zullen de sociale hoofdstukken geschreven zijn met de inkt van een positief mensbeeld. Dan brengen we vertrouwen terug in de verzorgingsstaat en zorgen we voor een menselijke sociale zekerheid. Na het toeslagenschandaal is die trendbreuk noodzakelijk en eigenlijk zelfs onvermijdelijk.

Als we samenwerken versterken we elkaar

Met Lilianne Ploumen deel ik dat we de ongelijkheid moeten aanpakken, te beginnen in het belastingstelsel en op de arbeidsmarkt. Teveel mensen die werken verdienen te weinig om van rond te komen. Daarom moet het minimumloon omhoog. Het is tijd voor een eerlijke bijdrage van grote bedrijven en de allerrijksten. Ideeën over fiscale rechtvaardigheid à la Piketty moeten verhuizen van de bibliotheek naar het beleid. Woorden moeten wetgeving worden. Net omdat we als twee partijen ook wat verschillend zijn, kunnen we samen zorgen voor broodnodige solidariteit in de samenleving en tussen generaties. 

D66 en GroenLinks delen dan weer een vrijzinnige en open kijk op de samenleving. Sigrid Kaags pleidooi om af te rekenen met de miljarden aan subsidies voor de fossiele industrie klinkt uiteraard als muziek in groene oren. We houden samen hartstochtelijk van Europa, ook al is dat niet altijd een populaire boodschap. 

Als vader waardeer ik de historische betrokkenheid van D66 op het thema onderwijs. Samen pleiten we voor kleine klassen. Een school is geen fabriek. Willen we meer mensen verleiden om voor de klas te gaan staan, moeten we het lerarenberoep aantrekkelijker en meer ontspannen maken. 

D66 is van nature iets meer gericht op het individu, GroenLinks gelooft dan weer sterk in collectieve oplossingen. Juist door samen te werken zorgen we voor die balans tussen ik en wij. D66 heeft meer dan wij het oor van het grote bedrijfsleven, maar ook zij moeten betrokken worden bij de transitie. Wij denken dus niet over alles hetzelfde. Maar als we samenwerken, dan worden we complementair, versterken we elkaar.

Hans van Mierlo en Joop den Uyl
Hans van Mierlo (D66) en Joop den Uyl (PvdA) sloten met de PPR, één van de voorlopers van GroenLinks, een stembusakkoord in 1972.

Sterke combinatie

GroenLinks wil na 17 maart het kabinet in. We hebben er de ideeën en de mensen voor. Maar talent en engagement is er ook bij andere partijen. Een kabinet met Sigrid Kaag weet meer over de diplomatie, het bedrijfsleven en de wereld dan een kabinet zonder haar. De bestuurservaring van Lilianne Ploumen brengt pragmatiek en nuchterheid aan tafel. 

Stabiliteit – niet te verwarren met het status-quo – is immers belangrijk in deze woelige tijden, want een volgende regering wordt onvermijdelijk nog een tijdje een crisiskabinet. Corona is helaas nog niet meteen weg. Deze acute crisis bestrijden blijft ongelofelijk belangrijk. Maar we mogen de lange termijn niet uit het oog verliezen. De strijd tegen corona mag noodzakelijke hervormingen niet op de lange baan schuiven. 

Niet alleen stabiliteit is cruciaal: dynamiek en ambitie evenzeer. Voor die dynamiek en ambitie kan GroenLinks zorgen. Daar sta ik voor. Mark Rutte gaat prat op een politiek zonder visie. “Moet je voor bij de oogarts zijn”, aldus de premier. Nee hoor, daarvoor kan je ook gewoon bij GroenLinks terecht. Een kabinet met GroenLinks wordt er een met visie, dynamiek en ambitie.

“ Waar visie, waar uitzicht ontbreekt, komt het volk om ”
Joop den Uyl

Over visie zei Joop den Uyl in 1973 helemaal aan het einde van zijn regeerverklaring als premier: “Waar visie, waar uitzicht ontbreekt, komt het volk om”. Net als toen hebben we een kabinet nodig met visie. Net als toen hebben we een kabinet nodig dat zorgt voor een keerpunt.

Een coalitie op poten zetten betekent loyaal en intensief samenwerken, maar het leidt niet tot het opheffen van alle verschillen. Zelfs een stembusakkoord is geen fusie. De diversiteit onder progressieve partijen is immers een goede zaak. Die moeten we vooral blijven koesteren, die diversiteit. Het is geen concurrentie, wel complementariteit. We spreken elkaar niet de hele tijd tegen, maar vullen elkaar wel constant aan. 

Marco Van Basten had de voorzet nodig van Arnold Mühren om Nederland Europees Kampioen te maken in 1988. Patrick Kluivert kon het niet zonder het steekpasje van Frank Rijkaard toen Ajax de Champions League won in 1995. In de politiek is het net zo: sterke combinaties leveren betere resultaten op.

collage van voetbalsucces

Hoofdzaak

Ik hoop dus op een regering waar bijvoorbeeld ook Sigrid Kaag en Lilliane Ploumen in zitten, zij aan zij met stevige delegatie van GroenLinks. Het is in de politiek atypisch en uitzonderlijk om concullega’s zo openlijk te complimenteren. Maar dat zou eigenlijk niet zo hoeven te zijn. 

Waarom doen we dat zo weinig, vraag ik me steeds vaker af. In de gewone wereld weet iedereen hoeveel deugd een compliment kan doen. Hoe een klein gebaar van waardering en respect een groot verschil kan maken. In de politieke wereld zijn we meestal beter in de grote gebaren en verklaringen, in het elkaar de maat nemen eerder dan het geven van een compliment.

Te vaak verzanden we in het debat om het debat, in elkaar onderuit halen. Door vooral elkaars zwakke plekken op te zoeken vergeten we dikwijls elkaar te versterken. Het was een (zelf)kritiek die ik openlijk formuleerde tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in het najaar van 2019: 

“Ik moet constateren dat we allemaal behoorlijk bezig zijn met de eerste willen zijn, met het debat willen winnen. Te vaak zie je dat we bezig zijn met de vraag wie wint, in plaats van dat we kijken naar welke problemen er zijn opgelost. We vangen elkaar voortdurend vliegen af.”

Deze analyse heeft me niet alleen applaus opgeleverd. Maar het is wel mijn overtuiging, en ook steeds meer een ergernis. Je ziet het ook nu weer in de eerste debatten. In een versnipperd politiek landschap is die neiging immers nog groter. Iedereen is in de ban van die zetel meer of minder in de peiling.
 
Een campagne doet me weleens terugdenken aan de wielerwedstrijden destijds in Roosendaal. Het hele peloton is nerveus. We houden elkaars bewegingen voortdurend in de gaten. Je wilt een demarrage plaatsen om de winst binnen te halen. Maar de benen zijn helemaal verzuurd. Bij mijn eerste wedstrijden dacht ik nog dat ik als enige last had van zware benen, maar eigenlijk was het bij iedereen zo.

De nervositeit van politici is menselijk. Het overkomt iedereen wel eens. Mij ook. Zeker in campagnetijd, als er veel op het spel staat, als het gaat om de verkiezing van collega’s waar ik al jaren graag en goed mee samenwerk. Maar die zenuwachtigheid mag niet gaan overheersen. De zetels zijn de bijzaak, de ideeën de hoofdzaak.

De zetels zijn de bijzaak, de ideeën de hoofdzaak

Rob Jetten en Jesse Klaver

Progressieve drie

Telkens wanneer progressieve partijen samenwerken, zie je trouwens het effect en merk je al snel resultaten. In de Tweede Kamer boekten progressieve fracties samen successen: de Klimaatwet, de update van artikel 1 van de Grondwet en recent nog de nieuwe wet Open Overheid. Gezamenlijk ingediende initiatiefwetten op allerlei thema’s maken duidelijk wat samenwerking zou kunnen betekenen voor een toekomstig regeerakkoord.

Lokaal maken heel wat Nederlanders al kennis met de sociale en groene keuzes van progressieve coalities. In onze hoofdstad Amsterdam zorgt het voor meer autoluwe buurten, extra sociale huurwoningen en nooit eerder vertoonde investeringen in de energietransitie. In steden als Utrecht, Nijmegen en Groningen krijgen fietsers en voetgangers meer ruimte. 

De noodzakelijke volgende stap is de samenwerking om tot een progressieve coalitie te komen ‘in Den Haag’. Want de samenstelling van het volgende kabinet doet er toe, zeker nu. Progressieve partijen hebben elkaar nodig om een stempel te zetten op het beleid in Nederland. Dat is onze en mijn belofte van samenwerking. Verkiezingsresultaten zijn belangrijk, maar nog belangrijker is wat je er nadien mee doet. Recente ervaringen dwingen ons om het deze keer anders aan te pakken. 

In 2012 haalde Diederik Samsom na een indrukwekkend eindspurt een bijzonder goede score met de PvdA. Maar daarna heeft hij tijdens Rutte II meegemaakt waarom een kabinet met ook andere progressieve partijen nodig is. In 2017 haalden GroenLinks, D66 en PvdA samen 42 zetels. Met de SP erbij waren dat er zelfs 56. Die verhouding heb je echter niet teruggezien in het regeerakkoord. 

Wat in 2012 en 2017 niet lukte, waardoor PvdA en D66 in de coalitie een eerder eenzaam bestaan leidden, moet nu wel lukken. Wat in 2017 niet is gelukt tussen GroenLinks en D66, namelijk elkaar vasthouden, zou deze keer wel moeten gebeuren. D66, PvdA en GroenLinks moeten samen een sterk progressief aandeel vormen van een nieuwe coalitie. 

De progressieve samenwerking uit de jaren zeventig ken ik enkel uit de geschiedenisboekjes en van gesprekken met Bram Van Ojik. Hij kan uren vertellen over Keerpunt 72 en zijn eerste stappen in de politiek. Zijn enthousiasme werkt zoals wel vaker aanstekelijk. Precies die geschiedenis kan de inspiratie leveren voor het Nederland van de toekomst. 

Bij het debat destijds over de regeerverklaring, waar ik eerder al naar verwees, zei Hans Van Mierlo, leider van D66: “Wat doorbroken is, is de vanzelfsprekendheid van de macht van het midden, die tot vandaag kenmerkend was voor onze politieke geschiedenis.” Van Mierlo sprak consequent over “de progressieve drie” die dus de macht van het midden hadden gebroken door samen op te trekken.
 
Wat destijds gold voor de macht van het midden, geldt vandaag voor de macht van rechts. Die macht lijkt stilaan ook een vanzelfsprekendheid, maar dat hoeft niet zo te zijn. Als GroenLinks, D66 en de PvdA elkaar deze keer wel vasthouden, is er veel meer mogelijk. Dan kunnen we als progressieven een keer boven ons electoraal gewicht boksen in plaats van eronder, zoals te vaak is gebeurd in het verleden.

De belofte van samenwerking

Progressieve samenwerking is geen front tegen iets of iemand, maar het kan wel een krachtige alliantie zijn voor belangrijke inhoudelijke keuzes. Als GroenLinks, de PvdA en D66 samen in het kabinet terecht komen, dan krijgen we deze keer wel een regering die een eerlijk klimaatbeleid kan voeren, die de sociale zekerheid kan bouwen op een positief mensbeeld, die kan investeren in onderwijs en de toekomst van ons land. 

Met GroenLinks, de PvdA en D66 in de regering komt er in ieder geval een Green New Deal, een verhoging van het minimumloon en kleinere klassen voor onze kinderen. In een kabinet met ook de SP zal er nog meer steun zijn voor investeringen in de zorg en de strijd tegen armoede.

Pas wanneer progressieve partijen samen het klimaatbeleid schrijven, zit wel iedereen rond de tafel, krijgt wel iedereen een stem. Niet alleen de grote bedrijven, maar ook de klimaatjongeren, de toekomstige generaties en de vakbonden. Een CO2-belasting voor grote vervuilers krijgt dan wel een stevige invulling. Niet als doel op zich, maar als middel. Zo vermijden we dat altijd dezelfde mensen de rekening betalen. Ambitieus klimaatbeleid is belangrijk, maar we moeten er wel zorgen voor dat iedereen aan boord blijft.
 
Onze campagne voor progressieve politiek is dus niet zomaar een poster met een essay als bijlage. De poster is het begin van onze campagne, maar hopelijk van zoveel meer. Het is geen ingeving van het moment of een trucje om de concullega’s wat te kietelen. Het zegt hoe wij als GroenLinks deze campagne zien, maar ook hoe we de komende jaren aan politiek willen doen.

Dit is een belofte en niet gewoon eentje voor deze verkiezingen. Het vertelt hoe ik in de politiek wil staan: als iemand met grote eigen idealen, maar even gretig in de samenwerking met anderen. Dit gaat over mijn passie, mijn opdracht, mijn droom: progressieve ideeën groot maken en ze omzetten in concrete actie. 

Ik schrijf die ambitie op en spreek die wens openlijk uit. Niet om anderen te verplichten, wel om transparant en eerlijk te zijn. Omdat Nederland het mag weten. Omdat Nederland het moet weten. Als wij van de kiezer de kans krijgen, komt er deze keer een progressief motorblok. Wie dat ook wil, kan dus op mij en GroenLinks rekenen. 

Ik zal mij elke dag inzetten voor die progressieve samenwerking. Ook als het even tegenzit of mijn enthousiasme niet meteen wordt gedeeld. Samenwerken is immers altijd een inspanning, een zoektocht. Alleen bezig zijn met jezelf, met je eigen club en het grote gelijk is eenvoudiger, maar dat wil ik niet.

Ik ben trouwens optimistisch. De coronacrisis heeft het besef doen groeien dat een sterke overheid nodig is. Er staat een klimaatgeneratie op. Het is geen toeval dat net de jongeren van D66, PvdA en GroenLinks pleiten voor meer samenwerking. De sterren voor progressieve samenwerking staan gunstiger dan in 2017, juist omdat er zo hard aan is gewerkt. Dat gebeurt trouwens vooral achter de schermen. Progressieve samenwerking is nog lang geen zekerheid, maar het is wel waarschijnlijker geworden.

Onze ambitie is mee bruggen te bouwen tussen alle progressieve partijen. GroenLinks is niet plots een middenpartij geworden, maar we kunnen wel een bindmiddel zijn. Zeker in deze tijd is dat als politici ook onze opdracht: met elkaar praten, meer samenwerken en zo betere resultaten boeken. Samen zijn we immers tot veel meer in staat dan alleen.

Groeiend plantje

Wij gaan samen Nederland veranderen

Ik besef heel goed dat een kabinet met alleen maar progressieve partijen weinig waarschijnlijk is. Maar dat hoeft geen onoverkomelijk probleem te zijn. Een kabinet zonder een sterk progressief motorblok zou dat wel zijn. Een groot progressief aandeel in de volgende regering is nodig om Nederland weer in balans te brengen.

Na tien jaar Den Haag weet ik dat je compromissen moet sluiten. We kunnen tussen partijen en politici discussiëren over de snelheid, de uitvoering en zelfs de wenselijkheid van bepaalde maatregelen. Maar de richting moet wel helder zijn: meer sociaal, meer duurzaam. 

Het volgende regeerakkoord wordt geen kopie van ons partijprogramma. Maar een kopie van de regeerakkoorden van de afgelopen tien jaar is ook geen optie. Een herhaling van dit kabinet zou een slechte zaak zijn voor Nederland. 

Voor die trendbreuk zal GroenLinks dus campagne voeren. Aan die trendbreuk hoop ik te kunnen werken. Samen met D66, de PvdA en hopelijk ook de SP. Zij aan zij. Met elkaar in plaats van tegen elkaar. Niet voor onszelf, maar voor Nederland.

Wij gaan Nederland veranderen. Maar die ‘wij’ is deze keer niet alleen GroenLinks. Het is een brede progressieve beweging met ook andere partijen. Onze ambitie is een keerpunt, een andere coalitie: een regering voor alle Nederlanders met een groot progressief aandeel. Wij gaan samen Nederland veranderen.

Keerpunt 21. Dat is hoop.

Jesse Klaver
Partijleider en lijsttrekker GroenLinks
Den Haag, februari 2021
 

mensen op een GroenLinks-congres

Altijd op de hoogte

Enthousiast geworden?

Laat je e-mailadres achter, dan sturen wij je zo nu en dan politieke updates van Jesse Klaver en GroenLinks. Je kan je altijd weer afmelden.

Wil je weten hoe GroenLinks je persoonsgegevens verwerkt? Bekijk dan onze privacyverklaring.