De bulk van de energie moet komen van windmolens op zee. Ondiepe gebieden in de zee zijn bij uitstek geschikt voor windmolenparken. Het waait er hard en windmolenparken kunnen nieuwe natuurgebieden onder zee vormen omdat er geen schepen kunnen varen. Voor de Nederlandse kust ligt zo’n lang ondiep gebied zee: de Noordzee. Er is genoeg ruimte voor duizenden windmolens die samen een vermogen hebben van minstens 60 GW. GroenLinks wil dat er 60 GW aan windenergie op zee wordt gerealiseerd in 2040. Als er genoeg energie wordt bespaard kan dat misschien wel bijna de helft van alle energie die we nodig hebben leveren.
Met de stroom van windmolens en zonnepanelen kunnen huishoudelijke apparaten worden gebruikt, warmtepompen draaien, elektrische auto’s worden opgeladen en sommige fabrieksprocessen kunnen draaien. Deze stroom kan ook worden omgezet in groene waterstof, wat door bijvoorbeeld fabrieken en grote schepen kan worden gebruikt. Uit waterstof en CO2 dat we opvangen uit de lucht kan ook synkerosine worden gemaakt: een groene vorm van kerosine voor vliegtuigen.
Veel huizen zullen worden aangesloten op warmtenetten. Die kunnen in de toekomst aangesloten worden op geothermiebronnen: warmte uit de bodem van de aarde. Ook aquathermie is een warmtebron van de toekomst. Als er fabrieken of datacenters in de buurt zijn van een woning of kantoorgebouw kan ook de restwarmte van die bedrijven worden gebruikt om woningen op te warmen.
Er zijn nog andere, meer experimentele vormen van energie. Bijvoorbeeld getijdenenergie, energie die wordt gewonnen door gebruik te maken van het verschil in waterhoogte tussen eb en vloed. Nederland is bij uitstek geschikt hiervoor, en hierin kunnen we pionieren.
En tot slot het laatste puzzelstuk: strategische samenwerking met het buitenland. Nederland is een klein en dichtbevolkt land. Wij zullen nooit helemaal zelfvoorzienend worden in onze energie. We kunnen echter ook duurzame energie importeren. Want de ontwikkelingen zijn geweldig: In de Sahara en in Zuid-Europa worden enorme zonnecentrales aangelegd. De zon schijnt daar het hele jaar door, bijna iedere dag. De zonne-energie die daar wordt opgewekt kan naar Nederland worden vervoerd door het bijvoorbeeld om te zetten in waterstof of ammoniak. Schotland kan in de toekomst windenergie exporteren: Nu al wordt bijna al hun elektriciteit opgewekt door windmolens. Hetzelfde geldt voor Noorwegen met energie uit waterkracht.
Zulke voorbeelden van internationale samenwerking op het gebied van duurzame energie bestaan al. Australië en Japan hebben al een akkoord gesloten: Australië gaat waterstof naar Japan exporteren. Zulke akkoorden moeten Nederland en de EU ook sluiten met andere landen. Importeren van schone energie uit Spanje, Schotland of Noorwegen is veel aantrekkelijker dan het importeren van olie uit Saudi-Arabië, gas uit Rusland of uranium uit Kazachstan.
Misschien wel de grootste technologische uitdaging is de opslag van energie. ‘s Nachts schijnt de zon niet en soms waait het niet. Heel vaak is dit eigenlijk geen probleem: de meeste energie wordt overdag gebruikt en het waait vooral heel vaak wel. Geothermie, aquathermie en getijdenenergie leveren altijd energie.
Toch is er opslag nodig. Voor huizen kunnen thuisbatterijen en elektrische auto’s als opslag dienen voor de korte termijn. De ontwikkelingen van batterijen gaan heel snel. Ook kunnen kolencentrales eventueel vervangen worden door waterstofcentrales. Het is niet efficiënt om die altijd te gebruiken, maar als het echt nodig is kunnen deze centrales duurzame energie leveren. Ook kan bijvoorbeeld in oude zoutmijnen waterstof worden opgeslagen. Er zijn zelfs plannen voor ondergrondse stuwmeren.
De toekomst is moeilijk te voorspellen, en zeker de energiemix van 2045. Wie weet wat verdere innovatie ons brengt. Maar GroenLinks is ervan overtuigd dat wanneer de goede investeringen worden gemaakt en er duidelijke keuzes worden gemaakt in 2045 onze energie 100% schoon kan zijn.